Bron: Jubileumkrant 7 jaar vereniging Oud Ede, 5 januari 1999
Eduard Zuurdeeg legt duizenden jaren Edese historie bloot
Ëduard Zuurdeeg met enkele van de schoongemaakte vondsten uit de zeventiende eeuw, die uit een oude afvalput achter de HEMA kwamen. "Met opgraven alleen ben je er niet. Daarna komt het restaureren en het echte verhaaal erbij zoeken".
'Vreselijk, toen ik die klokbeker kapot stootte'
Boeiend plekje
Het Gat van Ede wordt het nu even genoemd: de half uitgegraven zandvlakte tussen Grotestraat, Arnhemseweg en Raadhuisstraat. In de eerste helft van deze eeuw nog bouwland, binnenkort een belangrijke bouwlocatie. Maar voor wie er oog voor heeft, is het tegelijkertijd een van de meest boeiende plekjes van het dorp. Een geschiedenisboek in de bodem, dat de bewoning van Ede-Centrum beschrijft over een periode van niet minder dan (naar schatting) 80.000 jaar. Van Neanderthalers tot twintigste eeuw. De afgelopen maanden is dat boek opengeslagen, gelezen en van kanttekeningen voorzien door de Edese amateur-archeoloog Eduard Zuurdeeg, die inmiddels ook bij deskundigen een flinke reputatie van deskundigheid heeft opgebouwd.
"Eduard, je lijkt wel gek. Zoveel kou lijden, zoveel uren in de modder en in de regen staan. Dagen waarin niets gebeurt. En dan weer hard werken vóór de graafmachines uit om maar niets te missen".
Diverse malen de afgelopen maanden vroeg Edenaar Eduard Zuurdeeg (64) zich zo af of het wel de moeite waard was wat hij deed daar in 'het Gat van Ede' tussen ANWB en Hema. 's Morgens bij het eerste licht snel gaan kijken. Thuis droge schoenen op de verwarming en 's middags niet weg voor de laatste grondwerker ook naar huis was. Zo nu en dan een grote verrassing. Maar daarnaast, op 5 november, voor hem het zwartste moment van al die koude dagen. Eén seconde van te veel snelheid, om met zijn spade de graafmachine voor te blijven. Met als resultaat: kràkkk!
En dat terwijl het juist zo'n prachtige vondst was. Een volstrekt gave klokbeker van het zogenaamde Veluwse type, met die kenmerkende versiering van ingekerfde rechthoekjes, als bijgift in een graf. Ongeveer 4100 tot 4200 jaar oud, zo rond de overgang van de late steentijd naar de bronstijd.
Het gebeurde in de strook achter de ABN/Amrobank. Een graafmachine had de hele bovenlaag weggehapt en Eduard had kort daarvoor, hard werkend vóór alles zou worden verstoord, een ander graf blootgelegd. Een grijze, rechthoekige vlek in het zand van 1,60 bij 0,80 centimeter; met daarin het silhouet van een volwassen man of vrouw. Liggend op de linkerzijde, met opgetrokken knieën en de handen bij het hoofd. Kennelijk met zorg begraven.
Het tweede graf lag er drie meter vandaan, in dezelfde richting, en niets wees erop, dat er behalve het lijksilhouet nog iets anders onder het zand zou liggen. Maar Zuurdeeg neemt het zichzelf nog hoogst kwalijk dat hij in die ene seconde zijn spade dwars door het mooie klokbekertje stootte, dat bij de hand van het lichaam lag en waarmee meteen de ouderdom van de beide graven was bepaald. "Ik weet immers al veertig jaar, dat je bij iedere opgraving ontzettend voorzichtig moet zijn".
Inmiddels heeft hij het bekertje provisorisch gerestaureerd. Over een paar maanden, na de definitieve restauratie, zul je de breuk nauwelijks nog kunnen zien. Maar toch... "Ik kwam juist op dat moment aan fietsen met een thuis opgehaald fototoestel en Eduard stond echt met de tranen in de ogen", vertelt zijn vrouw Corry.
Neanderthaler
Ondanks die teleurstelling heeft al zijn zwoegen echter een belangrijk stuk Edese geschiedschrijving opgeleverd, De graven met het klokbekertje waren namelijk niet Zuurdeegs eerste, en zeker ook niet zijn oudste en enige vondsten dit najaar in het Achterdoelen-gebied. Minstens zo opwindend waren twee stukken vuursteen, die hij in oktober, op vijf meter diepte, aantrof toen een sleuf werd gegraven voor het leggen van riolering.
Zeventiende-eeuwse vondsten, opgegraven door Zuurdeeg. V.l.n.r.: jeneverkruik, schotel, vergiet, luxe schotelen wijnfles. November 1998
Ëduard Zuurdeeg met enkele van de schoongemaakte vondsten uit de zeventiende eeuw, die uit een oude afvalput achter de HEMA kwamen. "Met opgraven alleen ben je er niet. Daarna komt het restaureren en het echte verhaaal erbij zoeken".
Ook al zijn ze op het allereerste gezicht weinig spectaculair, zelfs als leek kun je zien, dat het niet zomaar wat willekeurige brokken zijn. Het ene is een schraap- of snijwerktuig. Door diverse afslagen volgens een methode die bekend staat als de Moustérientechniek (en waarmee de globale datering een feit is), is de rand scherp gemaakt. Het andere is duidelijk een kernsteen, waar dus de schijven voor het maken van dergelijk gereedschap van werden afgeslagen. Opgeraapt, bewerkt en gebruikt door een man van het Neanderthaler type, naar schatting ongeveer 80.000 jaar geleden. Ze behoren tot de oudste archeologische vondsten ooit in het dorp Ede gedaan.
Denkbaar is overigens, dat de maker van dat prehistorische mes niet op de Achterdoelen-vindplaats maar ergens op de helling van de Paasberg heeft gebivakkeerd en dat die stenen, in de smeltperiode na de laatste ijstijd, met een modderstroom naar beneden zijn gekomen. In de bodem van de bouwput heeft Eduard Zuurdeeg hier en daar nog sporen van zulke aardstromen aangetroffen.
Poffertjespan
Eind oktober was er een forse sprong vooruit in de tijd. Uit drie afvalkuilen achter de Hema (voorheen hotel Hof van Gelderland) kwamen een aardewerken poffertjespan met ronde. kuiltjes, een kookpan, een fragment van een wit-blauw bord, een stuk stenen vergiet, een kruikje en een aantal bijzonder gevormde groene en bruine wijnflessen. Alles uit de zeventiende eeuw en van een veel rijkere kwaliteit dan je bij een simpele boerderij zou kunnen verwachten. Dat klopt, want uit archiefstukken blijkt, dat daar tot twee eeuwen geleden een voornaam huis heeft gestaan.
Andere afvalkuilen begin november leverden aardewerkscherven en potfragmenten op uit de vroege bronstijd, 3900 tot 4000 jaar geleden, pal na de klokbekerperiode dus, en vervolgens uit de vroege ijzertijd, dus rond 700 voor Christus.
Op 12 november was het weer raak; paalsporen van een schaapskooi, gezien de vorm en grootte. Eén scherfje leverde de bijbehorende datering op: de middenbronstijd, dus 1500 jaar voor Christus. Op 23 november kwamen uit een afvalkuil uit de late bronstijd een halve schaal en een deel van een als kookpot gebruikte urn naar boven.
En dan waren er nog dat complete paardenskelet (één tot anderhalve eeuw oud) tussen Hema en het vroeger Marnix College op het achterterrein van de voormalige boerderij aan de Paasbergerweg; een Duitse helm met kogelgat in een achtertuin aan de Raadhuisstraat, en een kuil vol fietsen van net voor of in de Tweede Wereldoorlog. En daarmee was dan meteen de 20ste eeuw bereikt.
Doodzonde
Wanneer Zuurdeeg kritiek heeft op laksheid en gebrek aan interesse aan de kant van de gemeente, waar het de bodemgeschiedenis in de Achterdoelen betreft, drukt hij zich zo diplomatiek mogelijk uit. Maar hij noemt het niettemin doodzonde, dat er niet een paar dagen tijd zijn uitgetrokken om een beter onderzoek, met proefsleuven en de inzet van meer vrijwilligers, mogelijk te maken.
"Als je bedenkt dat het werk daar na dat afgraven alsnog dagenlang heeft stil gelegen en dat die haast dus helemaal niet nodig was. Twee jaar geleden ben ik al begonnen te waarschuwen dat hier interessante gegevens over de bewoningsgeschiedenis van Ede gevonden zouden kunnen worden. Zo dicht tegen de rand van het centrum aan, dat is altijd raak. Maar men had er helaas weinig of geen oren naar. Gelukkig is er nu kort geleden, voor een paar dagen per week, een gemeente-archeoloog aangesteld. Maar hij kan natuurlijk onmogelijk hele dagen bij zo'n werk gaan staan zoals ik doe. En intussen is hier al heel veel verloren gegaan. Gelukkig waren de mensen ter plekke me wel heel erg ter wille. Als ik echt iets zag, stopten ze en gingen ze even iets anders doen".
Eduard Zuurdeeg is geboren in Utrecht, maar woont al vanaf 1950 in Ede. Dankzij een onderwijzer op de lagere school in Haarlem, die zo meeslepend over het volk van de hunebedden vertelde, raakte hij indertijd in oudheidkundig bodemonderzoek geïnteresseerd. Aanvankelijk moest alles in vrije uren naast zijn werk - hij was chemicus bij de AKZO in Arnhem - gebeuren, maar nu steekt hij er zo nodig hele dagen en weken in. Hij heeft in en om Ede (en ook elders) al tal van goed gedocumenteerde vondsten gedaan. Vooral door zijn inzet is al een belangrijk deel vroege Edese geschiedenis in kaart gebracht, met nederzettingen uit de late ijzertijd en de Merovingische periode. In de Rietkampen, aan de Parkweg, Frankeneng, de Kleefse Hoek en Veldhuizen. Maar nog altijd hoopt hij de daarbij behorende grafvelden te vinden.
"Jammer dat indertijd bij de bouw van het raadhuis ook het oude kerkhof geruimd is zonder gedegen onderzoek". Ook al omdat het terrein na die ruiming nog jaren braak gelegen heeft.