
Het Edese arsenaal, kort voor de sloop in 1968. Foto: coll. Ver. Oud Ede, nr 313066
Toen Defensie naar Ede kwam, werd er als eerste een “kazernement” gebouwd voor twee van de vier bataljons van het 11e Regiment Infanterie. De beide andere bataljons, en de staf van het regiment, werden gelegerd in eveneens nieuw te bouwen kazernes te Nijmegen. In een nota m.b.t. de Oorlogsbegroting 1903 erkende de minister dat aan Nijmegen, door de ligging nabij de grens, enige bezwaren kleefden voor de aanwijzing als “garnizoensplaats van enige betekenis”.
Aan die bezwaren werd tegemoet gekomen door twee bataljons in Ede onder te brengen, en daar ook “op te leggen de wapenen en gedeponeerde goederen van de miliciens van het regiment, die niet onder de wapenen zijn”. Met “opleggen” wordt “opslaan” benoemd, en dat werd gedaan in een magazijn. In de miitaire terminologie een “Arsenaal”. Dat werd het, helaas gesloopte, Arsenaal achter de Maurits-kazerne.
Uit een beschrijving in het Algemeen Handelsblad van 11 februari 1903, en uit de tekeningen bij de bouwvergunning die in het Edese gemeentearchief te vinden is, weten we dat de bataljonskazernes, die later de namen “Maurits” en “Van Essen” zouden krijgen, ook voorzien waren van een “ziekenkamer voor tien lichte zieken met een aangrenzend vertrek voor een ziekenoppasser”.
Zwaardere ziektegevallen werden overgebracht naar het al langer bestaande militair Hospitaal aan Onder de Linden in Arnhem, dat in verband daarmee werd uitgebreid.

Regionaal Milirair Hospitaal aan Onder de Linden in Arnhem. Bron: http://www.legerplaats.nl/arnhem/
Wie het over ziekenverpleging in het leger heeft kan niet om de daarbij behorende Officier van Gezondheid heen. In Ede was dat anno 1906 C.J. te Boekhorst, arts-officier bij de Militair Geneeskundige Dienst. Hij zorgde ervoor dat in Ede een veldhospitaal werd opgeslagen, zo staat in het Algemeen Handelsblad van 15mei 1906.
Vervolgens vinden we in dezelfde krant, maar dan van15 september 1906, de wat kryptische melding: “Ter vervanging van het tijdelijke veldhospitaal te Ede bestaat het voornemen aldaar ziekenbarakken op te richten, ten dienste van het garnizoen”. Was het opgeslagen, dus in het magazijn liggende, veldhospitaal inmiddels in gebruik genomen als militair hospitaal? Geen idee.
Wel weten we, uit “Het Volk” d.d. 21-06-1906, dat de Minister van Oorlog een militair hospitaal voor Ede niet nodig acht, wel echter barakken voor onvervoerbare en besmettelijke zieken, benevens een apotheek met woning. De wel vervoerbare zieken zullen naar Arnhem vervoerd worden, waar in verband daarmee het militair hospitaal aldaar voor f 33.000,-- verbeterd zal moeten worden.
Vervolgens vinden we in de Telegraaf van 18 januari 1907 dat er drie barakken gekocht zijn, die geleverd worden door de firma Dijkerman & Buyzerd uit Breda. Eén barak gaat naar Arnhem, ter uitbreiding van de opnamecapaciteit van het militair hospitaal aldaar, de beide overige barakken gaan naar Ede.
Deze twee barakken staan er nog steeds, en zijn dus nu, anno 2017. honderd en tien jaar oud. Waarschijnliijk zijn het de enige nog bestaande barakken die door Dijkerman & Buyzerd aan Defensie geleverd zijn, mogelijk zelfs de enig nog bestaande barakken van dit bedrijf. In een advertentie noemt het bedrijf deze barakken een specialteit

Dagblad "De tijd" 14-09-1909
In 1908 wordt er een apotheekgebouw annex woning voor de apothekersbediende gebouwd. De barakken worden op enig moment aangemerkt als ziekeninrichting.
In 1919 bericht “Het Centrum” in de editie van 19 augustus dat er sprake is van oprichting van een militair hospitaal te Ede. Aansluitend, op 17 september, bericht het Algmeen /handelsblad dat in dit verband de Inspecteur van Volksgzondheid een bezoek zal brengen aan het Edese garnizoen.
Dit kan samen hebben gehangen met het plan van de Genie om de barakken te verbouwen tot woningen. Immers, de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 14-07-1920 laat weten dat er plannen bestaan om enige barakkken tot noodwoningen te verbouwen en deze te verhuren aan gehuwde militairen die gescheiden van hun gezin leven. Gezinshereniging is van alle tijden!

De militaire ziekeninrichting in Ede, kort voor de sloop. Bron PMHE
De Telegraaf schrijft op 18 januari 1920 dat de militaire ziekeninrichtng te Ede is opgeheven. Alle patiënten zullen naar het miitair hospitaal in Arnhem gaan. Alleen voor ernstig zieke patiënten, die niet vervoerd mogen worden, blijft er een zogeheten ziekenkamer intact, welke plaats biedt aan drie personen. Kennelijk worden de barakken niet langer aangemerkt als ziekeninrichting voor niet verplaatsbare of besmettelijke patiënten.
Merkwaardig is dat op 19 januari 1927 “Het Vaderland”mldt dat de reserve officier van gezondheid 2e klasse van der Eyden in Ede is beëdigd en werkzaam is gesteld bij het militair hospitaal aldaar. Er was echter geen militair hospitaal in Ede, dus er zal gedoeld zijn op de Miltair Geneeskundige dienst in Ede. En er stond, nabij het apotheekgbouw, een grote barak, die dienst deed als ziekeninrichting. Helaas is het niet gelukt daar meer over terg te vinden.
In 1873 kwam de Wet Besmettelijke Ziekten tot stand. Deze wet had betrekkking op cholera, typhus, pokken roodvonk, difterie en mazelen. Destijds (en bij niet tijdige behandeling ook nu nog) ernstige en zeer besmettelijke aandoeningen. Om verspreiding van de ziekte tegen te gaan bepaalde de wet dat iedere gemeente een “gelegenheid tot afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten” moest inrichten. Gemeenten mochten daarin samenwerking zoeken.

Mevrouw Bossenbroek bij haar woning. Bron: Beeldbank Defensie
Dit werd nog versterkt na oprichting vande Nationale Gezondheidsraad. Want via deze gezondheidraad konden gemeentes, als dat wegens uitbraak van een ziekte nodig was, op korte termijn dergelijkee barakken huren. In eerste instantie werd er gekozen voor uit Duitsland gïmporteerde houten barakken, en ongetwijfeld zullen lokale timmerbedrijven ook hun aandeel hebben geleverd. Maar op een enkele uitzondering na komt steeds de firma Dijkerman & Buyzerd naar voren als leverancier. Veruit de meeste barakken werden Dijkerman & Buyzerd.
Dat het Ministerie van Oorlog voor de Edese barakken dus ook uitkwam bij deze producent is niet vreemd te noemen.
Overigens is het opmerkeliijk dat in het destijds grootste garnizoen van Nederland geen militair hospitaal tot stand Is gekomen. Wel wordt nog in “Het Vaderland” van 26 11 1935 geschreven dat er een "volledig ingericht militair hospitaal" in Ede zal komen. Maar een paar dagen lateri in “DeTelegraaf” van 30 11 1935, wordt dit al omgezet in een militaire ziekeninrichting, terwijl de bestaande apotheekgebouwen zullen worden uitgebreid. Deze uitbreiding zal de aanbouw van de ziekeninrichting aan het apotheekgebouw hebben behelsd.

Interieur barak als dienstwoning. Bron: Beeldbank Defensie
De barakken, ondertussen, waren kennelijk niet meer in gebruik voor huisvesting van officieren met hun gezin. Het terrein waar zij (nu nog) op staan kreeg de bestemming kwekerij. En daar werd de “groenvoorziening” voor de kazernes ondergebracht. De kwekerij werd beheerd door hoveniers van defensie, die op hun beurt met hun gezinnen in de barakken gingen wonen.
In de Beeldbank van Defensie is een serie foto’s van de barakken te zien. Fotonummer 2000-725-010 heeft als beschrijving: “Houten dienstwoning op de voormalige Defensiekwekerij. Mevrouw Bossenbroek, hier op de foto , is de weduwe van de laatste voorman van de kwekerij. De barakken zijn in 1916 neergezet voor isolering van Engelse gevangenen met besmettelijke ziekten. Na WO2 is dit de Defensiekwekerij geworden voor “zomergoed” etc. voor de militaire complexen in Ede”.
Deze informatie is kennelijk opgetekend uit de mond van mevrouw Bossenbroek. En is, zoals uit het bovenstaande blijkt, niet geheel juist. Wel juist is echter dat dergelike barakken destijds veel gebruikt werden voor isolering van patiënten met besmettelijke ziekten.
De barakken in juni 2017, al 110 jaar op deze plek! Foto: Jan Kijlstra
En de barakken zijn niet gebouwd in 1916, maar bijna tien jaar daarvoor, in 1907. Dat was ver voordat er, in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), sprake was van geïnterneerde Engelse militairen. Daarvoor was overigens een barakkenkamp in Groningen ingericht. En als deze militairen aan besmettelijke ziektes zouden hebben geleden, zullen er ook in Groningen, net als elders, isolatiebarakken beschikbaar zijn geweest, en was overbrengen naar Ede niet zinvol. Noch toegestaan.
“De Zandloper” is het periodiek van de Vereniging Oud Ede. In jaargang 2008 nummer 4 schrijft Kees van Lohuizen ook al over deze barakken, die toen (ruim) honderd jaar oud waren. Hij bepleit, terecht, behoud van tenmiste één barak. Zo mogelijk heringericht zoals dat destijds het geval was. Dat zou mogelijk zijn, uit de advertenties van Dijkerman en& Buyzerd is bekend wat de inventaris van dergelijke barakken behelsde, die werd namelijk meegeleverd.
Maar met of zonder herinrichting, hehoud van beide barakken is op meerdere gronden van belang. Niet alleen als deel van het militaire verhaal van Ede en daarbuiten, maar ook als illustratie van de destijds vernieuwende omgang met, en bestrijding van besmettelijke ziekten.. Als houtbouw zijn ze licht van gewicht en eenvoudig te verplaatsen door ze te demonteren en elders weer op te bouwen, of in hun geheel op te hijsen en per dieplader te verplaatsen naar een nieuwe lokatie.
Nu de Stichting Platform Militaire Historie zo’n schitterend nieuw onderkomen krijgt in de oude smederij op het voormalige defensieterrein, zou het zeker een goed idee zijn deze barakken daar ook heen te verplaatsen.
Een alternatief, als behoud in Ede niet mogelijk is, zou het Arnhemse Openluchtmuseum zijn.
© Jan Kijlstra - 2017
Toevoeging: VIa www.jeoudekazernenu.nl kwam ik bij het onderzoek naar de MGD-barakken in contact met Thieu Thum. Hij heeft als dienstplichtig militair in het MGD-gebouw gewerkt als militair verpleegkundige, en schrijft:
Ik ben opgeleid als hospik/ambulance- chauffeur op de Juliana van Stolbergkazerne in Amersfoort, waarna ik in Ede in garnizoen kwam. Alleen heb ik in Ede niet in een kazerne gelegen, maar op het zogeheten "Garnizoens Ziekenverblijf". Een soort eigen "ziekenhuis" van het leger, dat los van alle kazernes aan de Eikenlaan in Ede lag. Ik ben daar na mijn opleiding in Amersfoort (20 mei tot september 1970) een jaar lang in dienst geweest als ziekenverzorger en ambulance-chauffeur. Het ziekenhuis was een klassiek gebpuwd complex met puntdak en alleen begane grond. Er was wel een beheerderswoning en administratie inbegrepen, die wel twee verdiepingen hadden. Er waren twee grotere ziekenzalen (plm,. 10 en 8 bedden, en een "officierskamer" met twee bedden. Verder was er een polikliniek voor officieren. De gewone soldaten moesten naar de poli's op hun kazerneterrein zelf. Deze poli's werden overigens ook vanuit het garnizoens-ziekenverblijf bemand. Het eten werd aangevoerd vanuit de Beeckmankazerne, in grote gamelllen. Verder waren er nog de keuken, het dagverblijf, de apotheek en een klein mortuarium.