Het eerste geschilderde portret van Prinses Marijke
Nadat Defensie uit Ede vertrokken was, en de gemeente Ede de grond en de gebouwen had gekocht, is er archeologisch onderzoek verricht, o.a. om na te gaan of er nog onontplofte munitie uit WO2 aanwezig was.
Een uitvloeisel van dit onderzoek was dat Jobbe Wijnen in 2012 een zogenoemd “bouwbiografisch onderzoek” ging uitvoeren. Dit betekende dat hij op zoek ging naar achtergelaten sporen van de aanwezigheid van de militairen in de toen leegstaande gebouwen en op de terreinen.
In totaal werden er zo’n 1200 vondsten gedaan. En dank zij een subsidie van de provincie Gelderland kon er in 2014 een project worden gestart onder de naam “Kazerne Ede: een afscheid en een nieuw begin”. Aan dit project werd een werkgroep verbonden waarin de gemeentelijke archeologe Charlotte Peen deelnam als projectleidster. Verder maakte het gemeentearchief van Ede er deel van uit, naast het Platform Militaire Historie Ede, het buurschap Ede Veldhuizen, de Archeologie Werkgroep Nederland, de vereniging Oud Ede, de stichting Historisch Museum Ede en de Stichting Erfgoed Ede. Deze laatste organisatie is tegen het eind van het project afgehaakt omdat er door één van de leden van de werkgroep een op de persoon gerichte aanval werd gedaan op de vertegenwoordiger van de Stichting Erfgoed Ede, die als forse aantasting van de integriteit moest worden gezien. Elke vorm van samenwerking met deze persoon binnen de werkgroep was daardoor onmogelijk geworden. Dit noodzaakte tot vertrek van de Stichting Erfgoed Ede uit het project.
Begin juni 2016 is dit project beëindigd met een tentoonstelling in het Akoesticum, een voormalige kazerne. Bij deze tentoonstelling is een catalogus uitgebracht. Opvallend is dat veel van de tentoongestelde, en dus in de catalogus opgenomen voorwerpen niet behoren tot de door Jobbe Wijnen gevonden zaken, de zogeheten “bouwbiografische collectie”. Van de in totaal circa 115 objecten behoort zo ongeveer de helft niet tot deze collectie. Zo’n vijftig objecten zijn afkomstig uit de collectie van het Platform Militaire Historie Ede. Dat is best wel vreemd, bij de door Jobbe aangetroffen verblijfssporen zaten genoeg interessante stukken om een complete tentoonstelling annex catalogus aan te wijden. Iets wat ook oorspronkelijk ook de bedoeling was.
Een schilderij duikt op
Een heel bijzondere vondst van Jobbe was een schilderijtje van een nog heel jonge prinses Marijke, de jongste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard. Het werkje was al vroeg in het onderzoek ontdekt, maar is zo’n drie jaar “onder de pet” gehouden. Het door de gemeente nieuw verworven vastgoed werd en wordt commercieel geëxploiteerd, samen met andere terreinen zoals die van ENKA, door een daarvoor door de gemeente Ede opgericht projectbureau “De Veluwse Poort”. Formeel was Jobbe Wijnen in dienst van dat projectbureau, en nadat hij de vondst van het schilderij daar gemeld had kreeg hij te verstaan dat hij daarover het stilzwijgen diende te bewaren.
Dat heeft hij circa drie jaar gedaan, maar op enig moment heeft hij het toch in de werkgroep ter sprake gebracht. Met het uitdrukkelijke verzoek om de informatie niet buiten de werkgroep te laten komen. Begrijpelijk, gezien zijn opdracht.
Omdat binnen de werkgroep niet duidelijk was om welk schilderij het ging, is schrijver dezes daarin behulpzaam geweest. Want het schilderijtje staat afgebeeld in het boek “Jan Eversen -het licht meester”. Het boek is, inderdaad, gewijd aan Jan Eversen, een -zeker voor Ede- belangrijk schilder.
In het boek staat een foto van de overhandiging van het schilderij door de toenmalige burgemeester Oldenhof aan de (eveneens toenmalige) commandant van het Wapen der Verbindingsdienst, kolonel Holle. Die foto, annex bijschrift, is aan de leden van de werkgroep per e-mail toegestuurd.
Die overhandiging aan de kolonel had een reden. Het Wapen van de Verbindingsdienst komt voort uit het Wapen der Genie. Op 18 februari 1874 vond binnen het Bataljon Mineurs en Sappeurs de oprichting plaats van “eene afzonderlijke afdeeling” veldtelegrafisten. Deze datum wordt gezien als de geboortedag van het regiment Verbindingsdienst. In 1954 bestond de Verbindingsdienst dus 80 jaar, was gelegerd in Ede, en vierde dit jubileum uitgebreid. Ook de burgerij werd daar in betrokken. Ter gelegenheid van dit jubileum ontstond het idee om “namens de burgerij” een geschenk aan de Verbindingsdienst aan te bieden. “Namens de burgerij” moet in aanhalingstekens staan, het idee ontstond binnen de Edese middenstand, en werd naar buiten gebracht door de VVV. Als nauw aan de middenstand geliëerde vereniging is de VVV wel vaker spreekbuis van ondernemers. Door het cadeau “namens de burgerij” aan te bieden kon ook de gemeente Ede in het idee participeren, ook financieel.
Het leger heeft op historische gronden altijd een sterke binding met het Koninklijk Huis gehad. In de naamgeving van de legeronderdelen, toen en nu, is dit goed terug te zien. Een bijzondere manier om deze band tot uiting te brengen was de adoptie van de vier prinsesjes Beatrix, Margriet, Irene en Marijke, die elk op hun tijd het petekind werden van een legeronderdeel. Marijke zou het petekind worden van de Verbindingsdienst.
“Namens de burgerij”
En daarom zou, bij het 80-jarige jubileum, “namens de burgerij” een schilderij van Marijke worden aangeboden aan de Verbindingsdienst. De toen in Ede wonende en werkende schilder Jan Eversen, die ook goed portretten kon schilderen, kreeg de opdracht. En precies een jaar later, op de achtste verjaardag van prinses Marijke, werd het schilderij overhandigd aan de Verbindingsdienst. ZIe de foto hieronder.
Om vervolgens, enige decennia later, als “verblijfsspoor”, maar in feite voor oud vuil achtergelaten, in 2012 door Jobbe Wijnen te worden teruggevonden. Waarna het merkwaardige stilhouden van de vondst een aanvang nam.
Nadat uiteindelijk het schilderij in de werkgroep ter sprake kwam, bleek dat het Platform Militaire Historie Ede een bijzondere belangstelling voor het schilderij had. Maar dat was niet zo vreemd, dit Platform bestaat voor het grootste deel uit “Verbindelaars”.
Binnen de werkgroep kwam een discussie tot stand: wat te doen met dit schilderij? De gemeentearchivaris, Peter van Beek, liet direct al weten dat hij het niet in de gemeentelijke kunstcollectie wilde opnemen. Vreemd, want de gemeentelijke kunstcollectie bevat een stuk of veertien werken van Jan Eversen, waaronder een tweetal grote staatsieportretten van oud-burgemeesters. (Als een Edese burgemeester “afzwaait” wordt er een schilderij van hem gemaakt). Namens de vereniging Oud Ede liet de secretaris, Gerard Hendriks, weten dat de vereniging er ook geen belangstelling voor had. Eveneens vreemd, want ook de vereniging heeft een vrij groot bezit aan schilderijen en grafiek, waaronder zo’n zeven schilderijen van Eversen. Opmerkelijk was dat bij de vereniging niet bekend was dat het om een schilderij van Eversen ging.
Een discussie
De verbindingsdienst liet, via het Platform Militaire Historie, weten dat zij het schilderij “moreel claimde”. Die claim werd gehonoreerd tijdens een vergadering waar de vertegenwoordiger van de Stichting Erfgoed niet aanwezig was wegens ziekte. Besloten werd dat Marijke naar de Verbindingsdienst zou gaan. Maar bij de volgende vergadering werd het onderwerp door de Stichting Erfgoed Ede toch weer aangekaart. De Stichting Erfgoed Ede was (en is) namelijk van mening dat het schilderij voor de gemeente Ede behouden dient te worden.
Daar waren meerdere redenen voor:
1) Het schilderij was voor oud vuil door de Verbindingsdienst achtergelaten en, gelet op de staat waar het in werd teruggevonden, was er al heel lang niet meer naar omgekeken. De lijst was verwijderd, daar was kennelijk nog wel belangstelling voor geweest.
2) Naar verluidt zou de Verbindingsdienst, mocht zij het schilderij terugkrijgen, niet voornemens zijn het te laten restaureren.
3) Bij de verkoop door Defensie van het onroerend goed aan de gemeente Ede zijn deze goederen, zoals dat heet, overgedragen "in de staat waarin zij zich op dat moment bevinden". Inclusief alle achtergelaten roerende goederen. Achtergelaten roerende goederen worden automatisch eigendom van de koper. Daardoor is het schilderijtje van Marijke eigendom van de gemeente Ede geworden. Men zou ook kunnen zeggen: het door de burgerij cadeau gedane schilderij is weer teruggekomen bij deze burgerij.
4) Gelet op het cultuurhistorische belang van de schilder Jan Eversen voor Ede is het een goede zaak dat het schilderij in Ede blijft en toegevoegd wordt aan de gemeentelijk kunstcollectie. Het schilderij vormt een herinnering aan de 100-jarige aanwezigheid van Defensie in Ede, en getuigt van een band tussen de militairen en de overige burgers. Kunsthistorisch is het schilderij extra van belang als het eerste portret dat van prinses Marijke vervaardigd is.
5) Als laatste, maar dat is persoonlijk: het is een liefdevol geschilderd portret. Door Marijke ‘en profil’ en met geloken ogen naar beneden kijkend naar af te beelden is haar handicap buiten beeld gehouden. Je hoeft niet over heel veel inlevingsvermogen te beschikken om het belang van deze weergave, zeker voor dat kleine meisje, te kunnen aanvoelen.
Onduidelijkheid troef
Op een gegeven moment is binnen de gemeente overleg geweest over het schilderij. Men besloot dat alle vondsten van Jobbe Wijnen eigendom van de gemeente waren. En dat ze dat ook zouden blijven, inclusief het schilderij.
Omdat de Stichting Erfgoed Ede zich uit het project had terug getrokken bleef zij verstoken van nadere informatie over de verdere ontwikkelingen rond het portret. Jobbe Wijnen, desgevraagd, liet weten geen nadere informatie te kunnen verstrekken waar de stichting immers geen lid van de werkgroep meer was. Charlotte Peen, projectleidster, liet vervolgens weten ook nog niet veel te kunnen zeggen, maar zij verwees naar de beheerder van de kunstcollectie van de gemeente Ede, gemeentearchivaris en werkgroeplid Peter van Beek.
Laatsgenoemde meldde dat het schilderij geconserveerd zou worden. Maar: niet gerestaureerd, op financiële gronden. En dat het schilderij op de nu geopende tentoonstelling in de openbaarheid zou komen.
Dat conserveren is gebeurd. Nou ja, het doek is schoongemaakt en opnieuw gevernist. En het resultaat valt tegen. Door het achterwege laten van zelfs een minieme restauratie vertoont het schilderij ontsierende beschadigingen. Met name de kras over de neus van de prinses is zeer storend. En zelfs een simpele lijst kon er niet vanaf. Het woord “aanfluiting” is mogelijk wat zwaar, maar ‘t komt wel aardig in de richting.
Eigenlijk is dit de gemeente Ede onwaardig!
In de catalogus bij de tentoonstelling is het schilderij uiteraard ook opgenomen. Met een wel zeer merkwaardige begeleidende tekst.
Er staat dat het schilderij destijds zou zijn overgedragen aan de Cadettenwapenvereniging. Maar uit een verslag van de overhandiging in de Edese Courant van 23 februari 1955 blijkt dat het doekje was toegezegd, en overhandigd werd, aan het jubilerende Wapen der Verbindingsdienst. Nadat het enige tijd in de etalage van een Edese winkelier had gehangen zou het worden opgehangen in de officiersmess. Bij dat verslag staat dezelfde foto van de burgemeester en de kolonel als in het boek over Jan Eversen.
We lezen in de begeleidende tekst in de catalogus ook dat de schilder in 1955 de opdracht kreeg de toen 8-jarige prinses te schilderen. Maar het doek is op haar achtste verjaardag, begin 1955, overhandigd. De schilder kreeg dus in 1954 de opdracht om de toen zevenjarige prinses te schilderen.
Curieus
Heel curuieus is het begin van de tweede alinea. “Na enkele jaren werd het portret waarschijnlijk vervangen door een recenter portret, zoals dat gebruikelijk is. Het oude portret ging zonder de lijst een opslag in. Wat er daarna gebeurde is niet bekend”. Vervangen door een recenter potret, zoals gebruikelijk? Dat slaat nergens op, het is zeker niet gebruikelijk geschilderde portretten te "updaten". Meer waarschijnlijk is dat tien jaar nadat het schilderij overhandigd werd er een eind kwam aan het bestaan van Marijke als petekind van de Verbindingsdienst. Want in 1965 werd zij achttien jaar, en veranderde ook nog eens haar naam.
Wat ook de reden geweest moge zijn, de Verbindingsdienst had natuurlijk zorgvuldiger moeten omspringen met een schilderij van een lid van het Koninklijk Huis. Waarschijnlijk ligt daar ook de reden dat er zo lang wat krampachtig met het terugvinden van het doekje is omgesprongen, en er geen ruchtbaarheid aan gegeven mocht worden. Want het is natuurlijk pijnlijk voor de Verbindingsdienst om na al die jaren geconfronteerd te worden met dit door hen verwaarloosde schilderij.
Even verder lezen we over het terugvinden van het werk: “een bijzondere vondst, maar ze leverde ook de nodige zorgen op in verband met het eigendomsrecht en een nieuwe bestemming”. Zoals hierboven al weergegeven waren die zorgen over het eigendomsrecht onnodig, het schilderij was automatisch eigendom geworden van de gemeente Ede. De nieuwe bestemming was wel problematisch, gelet op enerzijds de “morele claim” van de Verbindingsdienst en anderzijds de wel bijzonder goede banden van de gemeente Ede met het Platform Militaire Historie (ofwel Verbindingsdienst). Die wilde men vooral te vriend houden. Had de Verbindingsdienst toegezegd de kosten van restauratie te zullen dragen dan was het zeer waarschijnlijk dan ook niet mogelijk geweest het schilderij voor Ede te behouden. Tot restauratie was de Verbindingsdienst kennelijk niet bereid, het was voldoende als zij doekje weer in bezit kregen, zodat deze toch wat pijnlijke zaak weer uit het zicht kon verdwijnen. Het heeft er alle schijn van dat men een inschattingsfout heeft gemaakt.
De twee laatste zinnen zeggen: “Toch is de vondst van dit schilderij bijzonder vanuit cultuurhistorisch oogpunt. De gemeente Ede heeft er daarom voor gezorgd dat het schilderij werd geconserveerd”. Precies dat cultuurhistorisch element is herhaaldelijk door de Stichting Erfgoed Ede benadrukt, dus dat is winst. Dat conserveren had beter restaureren kunnen inhouden. Bijwerken van beschadingen, retoucheren, is in een restauratieproces het minste werk, en dus ook qua kosten niet de hoofdmoot. Bovendien, maar daar is waarschijnlijk nooit bij stilgestaan, er zijn kunstschilders in de gemeente Ede die dit werk graag, met liefde, professioneel, en zelfs wel gratis hadden willen uitvoeren.
Waar de gemeente Ede ook voor heeft gezorgd is dat het schilderij weer uit het zicht is verdwenen. Want het is in langdurige bruikleen overgedragen aan de Historische Verzameking van de Verbindingsdienst in Amrsfoort.Dit is geen officieel museum, en de facto bezit deze verzameling geen rechtspersoonlijkheid. Te vrezen valt dat het schilderij daarmee voorgoed uit de gemeentelijke kunstverxameling is verdwenen.