Een Ede's verhaal door Jac. Gazenbeek

Een oud boekje tuimelde uit de kast

Kritiek en lof op het langzaam ontwakende Ede

Het is wel eens aardig in oude boekjes te bladeren. Men vindt er warempel dingen in die men nog niet wist. En men kan zich vermaken met het vergelijken van vroeger en nu. Bij het opruimen van een kast tuimelde er een klein boekje naar beneden. Het was gestoken in een ietwat goor, blauwgrijs kaft. Dat omhulde een beschrijving van Ede en omstreken. Bij nadere beschouwing een wegwijzer voor vreemdelingen, die het in hun hoofd mochten halen hun vacantie in dat dorp door te brengen Als men zelf op toeristisch gebied zo het een en ander heeft gedaan prikkelt zo’n vondst nog meer.

Dat kleine boekje was uitgegeven in Dordrecht, maar het vermeldde geen jaartal. Uit de tekst viel echter op te maken dat ons land in de dagen der mobilisatie leefde, dus in de periode 1914 tot 1918. Onder de foto’s die de tekst verluchtten bevonden zich er enkele van de hand van wijlen dr. Weijer, en die waren helemaal niet zo gek.

Middenstanders anno 1914

Behalve de tekst waren ook de advertenties achterin interessant. Zonneberg, nu de zetel van gemeentewerken, was nog pension; de minzaam aanbevelende eigenaar: J. Groot. Lotgering had in de Molenstraat zijn stoommineraalwaterfabriek ”De Vlijt”, in magazijn “De Faam”, nu slagerij Ten Broeke, verkocht Th. De Jong dekens en manufacturen. Gerard van Laar recommandeerde “Het Hof van Gelderland” en zijn stalhouderij aan (telefoon intercommunaal nr. 8). Joosten deelde in hotel “De Posthoorn” de lakens uit. Job Berlijn, nu slagerij Jongenotter, prees zijn rund- en kalfsvlees aan, Toos Kloosterboer op het Maandereind haar lingerie en baby-artikelen, zoals Wouter Kelderman dat in de Boschpoortstraat met zijn manufacturen deed.

Kleinburgerlijkheid

Ja, dat was een halve eeuw geleden, in die goede oud tijd, waarin plotseling de hele wereld opschrikte door een serie oorlogsverklaringen. Donderslagen uit een hemel waaraan een gewoon mens tot op dat moment geen wolkje had gezien. Maar laten we nu de auteur van onze gids, die zichzelf “Neerlandicus” noemt, eens aan het woord laten, waar hij zijn indrukken van het dorp en zijn bewoners weergeeft.

Ede-dorp, zo zegt hij, heeft vooral de laatste jaren vele veranderingen ondergaan, die behalve op gtotere materiële welvart ook wijzen op (en dat kunt u dan in uw zak steken) een zich in het dorpsbeeld uitende kleinburgerlijkheid der bewoners. Want het schijnt helaas vanzelfsprekend te zijn dat de vooruitgang zich moet demonstreren in een bouwerij met veel spiegelglas en geglazuurde tegels, met pronkerige hoekuitbouwsels of torenachtige dakvensters. En dat men getracht heeft op meer dan één punt een steedse trek te brengen in het aspect van een in wezen toch zo gemoedelijk Veluws dorp.

Hotels moderniseren

O zeker, de dorpse, donkere miniatuur-bazar waar alles en nog wat te krijgen is en die iedere dag een buitenuitstalling arrangeert van akkergereedschap en wastobben, het handhaaft zich nog naast de volgens stadse mode aangeklede winkelpuien. Maar toch heeft de nieuwe tijd Ede te pakken. Daar zijn bijvoorbeeld de oude dorpslogementen “De Posthoorn” , “Het Hof van Gelderland”, of “Hotel van Laar”.. Ze hebben aan de hechte en wel doortimmerde herbergen bouwsels geplakt die zich afficheren als riant gelegen veranda’s en serres. “Hotel van Laar” bij het station S.S. werd zelfs omgedoopt toto “Welgelegen”. Ze bezitten, evenals het het grote, geheel nieuw gebouwde “Parkhotel” in het Maander villapark een moderne uitstraling, badkamers, fietsenbergplaatsen en autigarages.

Muziek in de Sijsselt

De vrees dat de stroom van vreemdelingen afgedamd zou worden door de komst der militairen is ongegrond gebleken. Juist dankzij dat garnizoen mag Ede zich als woonplaats thans verheugen in het gemak dat gas- en waterleiding bieden, terwijl de natuur er tot in de bebouwde kom ongerept bleef. En sedert de mobilisatie (1914) is Ede welbeschouwd het vrolijkste dorp van heel Nederland, want waar elders wordt den ingezetenen muziek geboden door wel zeven korpsen tegelijk? En meer dan eens klinken in de bossen van de Sijsselt de tonen van twee repeterende bataljonsfanfares tegen elkaar in.
Richt het daarom zó in dat gij die bossen opzoekt later in de namiddag, wanneer geen tromgeroffel doordringt in het Paradijs, en de hoornsignalen niet in valse tonen de stilte bederven.

Ode aan de berken

Meer dan iedere andere plaats heeft de natuur in Ede zich gehandhaafd tot in het hartje van de bebouwde kom. De helling van de Paasberg glooit reeds aan bij het Postkantoor, en achter de kerk loopt al dadelijk een knus paadje de hoogten op. En waar te lande elders vindt men een allee van berken, leidend van het station naar de kerk? Waar wordt een dorpse hoofdweg beschaduwd door zulk een luchtig, zwaar geboomte, dat in alle jaargetijden slechts lusten, en nimmer lasten geeft? Al mag de Velperweg in Arnhem en de Loolaan in Apeldoorn statiger, de Zeisterweg langer en de Scheveningseweg historischer zijn, ik houd het met mijn blanken berkenweg van Ede-S.S. naar Ede-Dorp. En ik weet dat ik in mijn voorkeur niet alleen sta, want daar zijn de schilders en tekenaars, de etsers en fotografen, die met mij de betekenis van deze berken als dorpsdecoratie weten te waarderen.

Stenen des aanstoots

Twee stenendes aanstoot, aldus gaat “Neerlandicus” verder, trachten de indruk te verzwakken, in de vorm van een tolhuis en een houtopslagplaats. Maar de tol is reeds opgeheven, terwijl ik goed vertrouwen heb dat de groothandel in hout, die Edes’s vreemdelingenverkeer toch zeker geen kwaad hart toedraagt, binnen niet al te lange tjd er wel in slagen zal een ander terrein te vinden voor zijn huizenhoge stapels planken en balken, die thans als reusachtige katafalken oprijzen op de driesprong bij de school, waar de Maanderzandweg uitkomt op de Stationsweg,

Anna Maria Moens

De Paasberg, die in zijn naam reeds getuigt van oudtijdse verering, toen er de lentevuren hoog opvlamden, bewaart nog steeds het heerlijke panorama over de Gelderse Vallei. De berg heeft ook nog zijn monument. Het gedenkteken voor Anna Maria Moens, die de roem van Ede als kostschoolplaats in het begin der 19e eeuw wist te verbreiden over heel het land en wier inrichting in huize Kernhem voor die tijden in alle opzichten modern was. Het monument, bekroond met een urn, heeft de vorm van een antiek altaar, versierd met symbolische klimopranken en beeldhouwwerk. Ook kan men er een vrij langademig inschrift op lezen, dat echter volgens veler getuigenis zo veel taalfouten bevatte dat correctie op correctie moest worden aangebracht. Diepzinnige beschouwers zouden daarin de symboliek kunnen bespeuren van de eeuwig verbeterende kostschoolhouderes, die als roem van haar geslacht met de teerste zorg het moeilijkste werk volbracht, en aan ‘t jeugdig hart het spoor naar beter leven wees.

Koning roemt Ederbos

En dan het Ederbos. De hele aanleg schijnt op de bevordering van ‘t vreemdelingenverkeer te zijn gericht. Eigenaardige benamingen als Kattenbos, Bruno’s bos, Vergaderberg, Schoutenbos, Slangenheg, Gravenbos, enz. bewaren nog de betekenis aan de oude tijden dat het Ederbos behoorde aan de geërfden en het in twaalf hoeven of aandelen was verdeeld Ook weten de Hullenberg, het Hertengat en de Wolvenval misschien nog geheimen over de grijze voortijd.
Maar ook zonder historie is het vertoeven in dit woud een genot. Koning Willem III gaf steeds zijn koetsier het bevel stapvoets te rijden wanneer hij, komend van ‘t Loo, het Ederbos bereikte. Hij achtte het zulk een lustoord dat hij er zo lang mogelijk van genieten wilde. Het is heerlijk dit Edese palladium, dit schone bezit, veilig te weten in handen van de familie Bentinck. Moge zij het tot heil van Ede, tot heil van heel Nederland, door de tijden heen ongerept weten te bewaren.

Met deze wens, die wij anno 1961 ook volledig de onze noemen, regelrecht tegen de stemmen in die schreeuwen: “Kap omdat bos, bouw er huizen”, met deze wens zetten wij een punt achter deze bloemlezing uit “Neerlandicus” indrukken van Ede anno 1914.

Jac. Gazenbeek, Edese Courant 10-01-1961