
In elke samenleving zijn mensen waaarvan het gedrag afwijkt van wat als “normaal” wordt gezien. De meeste kunstenaars behoren tot die categorie.
Maar een veel grotere groep werd, en wordt , gevormd door mensen die zich bevinden aan de onderkant van de samenleving. Anders dan bij kunstenaars, die doorgaans weinig overlast veroorzaken, leveren deze “sociaal zwakkeren” nogal eens problemen op voor hun omgeving.
Vroeger en nu probeerden overheden dergelijke groepen zo al niet te isoleren dan toch wel te centraliseren. Niemand wil graag dergelijke mensen naast zich hebben wonen. Bovendien heeft centralisatie het voordeel dat de situatie overzichtelijker wordt, en daardoor beter bestuurbaar. Maar daardoor ontstonden, en ontstaan, er onbedoeld straten en wijken die een slechte naam kregen.
In Ede ontstond een dergelijke situatie met de komst van de ENKA en de bouw van de woningen voor het personeel door de woningbouwvereiging “Vooruit”. De ENKA was zeer selectief, niet iedereen kon zo maar een woning van “Vooruit” krijgen. Maar àl te selectief kon men ook weer niet zijn.
Daarnaast werden er in de wijk voor verschillende “lagen” van het pesoneel ook verschillende types huizen gebouwd. Aan de Blokkenweg staan nog steeds de twee-onder-één-kap woningen, die bestemd waren voor leidinggevenden, b.v.b.

Welhaast onvermijdelijk, ondanks selectie en toezicht, kwamen er ook in deze vrij homogene bevolking problemen voor. En zoals altijd werd ook hier een oplossing gezocht deze beter beheersbaar te maken door de probleemgevallen bij elkaar te plaatsen.
Aan het eind van de woonwijk lag het Nijverheidplein. Daar was geeen doorgaand verkeer, en daardoor vormde het een vrij geïsoleerd liggend plein. En het was dan ook het Nijverheidplein waar een concentratie van “moeilijke” bewoners plaatsvond.
Ook in de “Indische Buurt” bestonden dergelijke verschillen bnnen een op zich homogene wijkbevolking.
Weinig mensen weten dat ook in “het Dorp” een dergelijke situatie bestond. De Driehoek was zo’n straatje, waar dergelijke centralisatie optrad. Er stonden wat vervallen huizen. Goedkope huisvesting derhalve. En daar vond ook concentratie plaats van mensen die van de norm afwijkend gedrag vertoonden.
We vinden dit terug in een kort artikel uit de Edese Courant van 25 mei 1950. Onder het kopje “Rumoerige Driehoek” lezen we:

“De laatste tijd zijn de gemoederen van de Driehoek-bewoners bijna iedere avond in beweging. Nu was er weer een burenruzie tussen van H, B en van W. Toen van H de woning van v. W. wilde binnentreden kreeg hij een klap met een tafelpoot, die zo hard aankwam dat hem verdere lust om de woning in te gaan ontbrak. Na enige tijd keerde de rust weer”.
Joop Righolt, één van de mensen die zich de situatie nog goed voor de geest kan halen, schreef mij: “In de laatste jaren van de zwaar verpauperde Driehoek liep je om veiligheidsredenen des avonds niet door die straat. Het was een oud straatje waar aan de oudste huizen geen onderhoud meer werd gepleegd. Dat was het middelste gedeelte ter rechterzijde, waar enkele zeer drankzuchtige personen woonden. Ik heb met eigen ogen gezien dat men daar al voor het avondeten zwaar bezopen bij elkaar op bezoek ging. Eén van de daar wonende dames heeft mij wel eens gevraagd ‘of ze soms wat van mij aan had’. En dan was het kiezen op elkaar, en weg wezen”.
In Den Haag kennen we de Schilderswijk. Bekend om z’n sociale spanningen, net als vroeger dus het Edese straatje De Driehoek.
Dit stukje Ede was erg geliefd bij schilders.als Athur Konings, Joop Haffmans, en vooral Willem Witsen. Op dorpsniveau een Edese “Schilderswijk”, maar dan in meer betekenissen?
Overigens is het opmerkelijk dat grafisch kunstenaars vaak “arme mensen” als onderwerp kiezen.
Eén van de bekendste voorbeelden is het schilderij “De aardappeleters” van van Gogh. Zou dat iets te maken hebben met het feit dat zowel de kunstenaar als zijn object niet helemaal passen in het plaatje dat als “meest gewenst" wordt gezien? Iets met uitersten, die elkaar raken, of herkenning?
Jan Kijlstra
12-12-2016