Herberg "De laatste stuiver"

stuiver

Voor de invoering van de Euro kenden we onder meer een munt met de naam “stuiver”. Een al heel oude naam voor een muntje ter waarde van 1/20 gulden ofwel vijf centen.

Er zijn heel veel spreekwoorden en gezegdes met “stuiver”.

Eén daarvan is: “De laatste stuiver uithangen”, of ook “De laatste stuiver uitsteken”. De betekenis daarvan is: op één stuiver na blut zijn.

Dat “uithangen” c.q. “uitsteken” roept associaties op met uithangborden. En inderdaad waren er heel wat uithangborden met daarop de tekst “De laatste stuiver”. Of nauw daaraan verwant zijnde.

Die uithangborden werden gevonden bij herbergen, veelal aan uitgaande wegen van steden of dorpen gelegen. Passanten die hun geld hadden uitgegeven in dorp of stad, konden hier van hun laatste geld een “afzakkertje” nemen.

boek

De gebroeders Kraay waren uitgevers in Amsterdam, en in 1868 kwam bij hen het boek “De uithangteekens” uit. De auteur was, samen met J. ter Gouw, de tegenwoordig vrijwel vergeten maar vroeger zeer bekende Jacob van Lennep, een man die ook veel over geschiedenis en volksleven (folklore) schreef.

In dit boek lezen we: “Op uithangborden van herbergen even buiten of even binnen de poort zag men niet zelden een dubbel uithangbord, op de zijde naar de poort gekeerd: De Eerste aanleg, op de keerzijde: de Laatste aanleg (of wel de Eerste Stuiver en de Laatste Stuiver) en waarbij niet verzuimd was een gezelschap aanleggers in schilderij te zien te geven. Dergelijke zinspelingen vindt men ook buiten ‘s lands:

“Eene der aardigste is die, welke men zien kan op een kroeg, die zicht op de uiterste punt van ‘t Engelsch graafschap Cornwall bevindt. Komt men van de zeezijde dan leest men er op: 'the first house in England', van de landzijde 'the last house in England'”.

Engeland

De horecagelegenheid bestaat nog steeds, al heeft men de tekst van beide borden samengevoegd tot “First and last refreshment house in England”.

In hetzelfde boek vinden we ook een pendant uit Amsterdam: “Sedert twee eeuwen nagenoeg kent men de herberg aan de hoek van den Overtoomschen weg waar, boven de eene deur, aan de stadszijde, de Eerste -, en boven de andere de Laatste Stuiver staat. Hier namen van ouds de uitgaanders, die zich naar den Overtoom begaven om aal en baars te eten en te varen op den Schinkel, bij binnengaan hun eersten borrel en gingen dan de deur ter stadzij in. ‘s Avonds naar huis keerende, traden zij de deur aan de Overtoomsche zijde binnen en bekroonden het werk van den dag door er hun laatste slokje te nemen”.

Nier verzuimd wordt een aantal voorbeelden te geven: “Nog hangt de Stuiver hier en daar aan herbergen uit, doorgaans met de onderscheiding of het bij de eerste dan wel de laatste is. De Laatste Stuiver hangt bij Houten, bij Bemmel, bij Beusichem, bij Opijnen ,enz. Het laatste Stuivertje te Heemstede, de Uiterste Stuiver bij Dongen, aan de weg naar Tilburg, uit”.

Wie van Zutphen naar Deventer wil, komt in het tegen Zutphen aan gelegen Eefde langs het voormalige hotel De laatste Stuiver.

Allemaal leuk en aardig, zult u zeggen. Maar wat heeft dat met de geschiedenis van Ede te maken?

Wel, toen “De Uithangsteekens” in 1868 werd uitgegeven was er waarschijnlijk al geen spoor meer van terug te vinden, maar in Ede stond een dikke eeuw eerder ook al een “de Laatste Stuiver”.

We vinden hem terug op een kaart uit 1748, een Tiendkaart waarop de tiendplichtige landerijen in Ede zijn weergegeven. Deze kaart bevindt zich in het Gelders Archief te Arnhem, het inventarisnummer is 2090-K9.

(Voor wie het niet weet: gebruikers/bezitters van tiendplichtige grond waren verplicht tien procent van de opbrengst van die grond af te dragen aan de bezitter van het tiendrecht. Van oorsprong was dat de kerk, later kwamen tiendrechten ook in particulier bezit).

tiendkaart

De afbeelding toont een gedeelte van deze kaart. Het pand met de put, gekenmerkt door de letter “N”, wordt als volgt omschreven:

N

De lokatie is goed herkenbaar. Rechts loopt het Heuvelsepad de Klinkenberg op, links is het voormalige Kolensteegje van Jansen. Naar boven, naar het noorden, heette de weg, volgens de kaart, De Kerkstraat. Maar deze benaming is, net als andere straatnamen, in een ander handschrift en, zoals vaker op deze kaart: niet correct. Tegenwoordig is dat de Grotestraat. Van Arnhemseweg en Nieuwe Stationsstraat was toen nog lang geen sprake, beide bestonden nog niet.

Naar het zuiden loopt het tegenwoordige Maandereind. Vrijwel onbebouwd, onze De laatste stuijver bevond zich echt aan het eind van het toenmalige dorp. En, hoewel niet gedocumenteerd, de locatie in combinatie met de naam, en gelet op de geciteerde teksten: ook “onze “De laatste stuiver” zal een kroeg geweest zijn. Een kroeg, waarschijnlijk begonnen in een normaal woonhuis.

Op de kadastrale minuut van 1832 ziet dit stukje van het oude Ede er zo uit:

1832

Tussen de tiendkaart uit 1748 en deze kadastrale minuutkaart uit 1832 zitten verschillen. Met name het verloop van de straten is enigermate afwijkend. De kadastrale minuut is gemaakt op basis van de Rijksdriehoeksmeting, en daarom nauwkeurig. Terwijl de Tiendkaart vooral van belang was waar het de weergave van het bouwland betrof, en wegen minder belangrijk waren.

Maar op de minuutkaart zien we een pand met het nummer 192, met ten noorden daarvan een put. Net als op de tiendkaart. En, globaal, op dezelfde plek, met dezelfde noord-zuid oriëntatie van het pand.

Het kan haast niet anders of pand 192 (in 1832 in bezit van Jan van Galen) is hetzelfde pand annex put als in 1748 de herberg “de Laatste Stuijver” van Paul Aarssen.

Jan Kijlstra
31-08-2017