Suikerbieten op de Meulunterse Eng

Wagenaar Hummelinck

gezin

Constant Hendrik Wagenaar Hummelinck werd geboren op 16 september 1843 in Asten (Noord-Brabant).  Hij werd militair. Op de foto links zien we hem met zijn gezin.

Constant Hendrik zou geen beroepsmilitair blijven. Want in 1856 had de Amerikaan Gail Borden ontdekt dat melk houdbaar gemaakt (gecondenseerd) kon worden door verdamping onder toevoeging van suiker.

Melk is, zelfs gekoeld, maar beperkt houdbaar. In melk zitten bacteriën die de melk al snel laten verzuren, waarna ze niet meer voor consumptie geschikt is.

Al sinds het begin van de veehouderij is daarom gezocht naar manieren om melk beter houdbaar te maken. Verwerken tot kaas en boter waren, totdat het proces van condenseren c.q. steriliseren ontdekt werd, de gangbare methodes.

Maar sterilisatie van melk leidt tot veel smaakverlies. Gail Borden, een Amerikaan, ondekte dat je door het ontrekken van water aan melk, onder toevoeging van suiker, een product kreeg dat ook zonder koeling zeer lang houdbaar was: gecondenseerde melk.

Gecondenseerde melk kennen we eigenlijk alleen nog als koffiemelk. Maar het was en is een belangrijk exportproduct van de (Nederlandse) zuivelindustrie. Want de lange houdbaarheid, ook
zonder koelkast, maakte het tot een belangrijk ingrediënt in keukens in tropische gebieden.

En Nederland had vroeger een groot deel van het koninkrijk juist in die gebieden liggen: Indië, maar ook Suriname en de Boven- en Benedenwindse eilanden.

Het procedé van Borden werd aanvankelijk alleen in Zwitserland toegepast. Daar had een oud-consul van de V.S., Charles A. Pages, samen met zijn broers een fabriek voor gecondenseerde melk opgericht.

Hollandia

Of het koloniale bezit van Nederland een rol heeft gespeeld heeft is onbekend, maar Hummelinck Wagenaar ging naar die Zwitserse fabriek toe om kennis te nemen van deze, elders in Europa nog onbekende, wijze van melkverwerking. En in 1882 heeft hij zijn militaire loopbaan beëindigd, terwijl hij ook, in het begin van dat jaar,  de “Hollandsche Fabriek van Melkproducten N.V. Hollandia” stichtte. Het kapitaal van de N.V. werd bijeengebracht door de uitgifte van 150 aandelen à f 1000--.

Vlaardingen

In Vlaardingen werd, voor f 140.000,--, een oude margarinefabriek aangekocht, en het bedrijf ging van start met de productie van gecondenseerde melk.  De benodigde suiker kon hij voor een groot deel van zijn zwager betrekken, want die had in Gorkum een suikerraffinaderij. Lastiger bleek het om aan voldoende melk te komen. Veel boeren verwerkten hun melk op de boerderij tot boter en kaas. En ook verkochten ze de melk aan “melkslijters”, die deze melk vervolgens, huis aan huis, aan particuliere eindverbruikers verkochten. Daar ligt de oorsprong van het woord “melkboer”.  De producent en de verkoper werden als dezelfde persoon gezien.

De eerste zes jaren waren moeilijk, maar na 1888 “kwam de loop er in”. Zodanig, dat een grote expansie tot stand kwam. In 1894 werd in Bolsward een tweede fabriek geopend, gevolgd door Purmerend (1896), Heenvliet en De Rijp (1899), Scharsterbrug (1911), en Oud Gastel en Sneek (1919). In 1897 werd bovendien in Vlaardingen een nieuw kantoorgebouw in gebruik genomen, dat in 1912 werd uitgebreid. Dit gebouw bestaat nog.

Wagenaar Hummelinck was een ondernemer, met de bijbehorende kenmerken. Visioniare gedachten waren hem niet vreemd, risico werd niet geschuwd. En zelfstandigheid, onafhankelijkheid van anderen, stond hoog in het vaandel.

Zo werden de blikken voor de verpakking van de gecondenseerde melk in een eigen blikslagerij geproduceerd, en was er een timmerwerkplaats voor de kratten waarin de blikken werden vervoerd.

Suiker

Het wekt dan ook geen verwondering dat Hollandia  besloot de voor de productie van hun gecondenseerde melk noodzakelijke suiker zelf te gaan produceren. In 1900 werd in Vlaardingen de eerste suikerraffinaderij geopend, en reeds in 1904 kwam daar in Gorinchem een tweede bij. De naam van de N.V. werd daarbij gewijzigd in “Hollandsche fabriek van melkproducten en voedingsmiddelen N.V. Hollandia”.  

Om suiker te produceren zijn suikerbieten nodig. Die bieten worden geteeld door boeren, die daarvoor contracten afsluiten met de suikerfabrieken. De benodigde hoeveelheid suikerbieten en de daarvoor benodigde grond houden nauw verband. Een nieuwe suikerfabriek liep daarom al snel tegen het probleem op dat er te weinig bieten beschikbaar waren. Uibreiding van het areaal was, mede door de contractuele verplichtingen en de beperkte hoeveelheid geschikte teeltgronden, niet eenvoudig.

In die tijd ontstond ook in de agrarische wereld de coöperatie. Die bood de landbouwer veel voordelen. Maar voor particuliere ondernemingen als die van Hummelinck Wassenaar vormde die ontwikkeling een bedreiging. Want de coöperaties regelden niet alleen de productie van de grondstoffen, maar gingen die ook in coöperatieve fabrieken zelf verwerken.

De sterke groei van Hollandia leidde tot de oprichting van nieuwe melkfabrieken. Of overname van bestaande, concurrerende bedrijven, o.a. in Bolsward en Purmerend.

Hummelinck Wassenaar onderkende de bedreiging die er van de coöperaties uitging, en was er de man niet naar om zich daar bij neer te leggen. Opmerkelijk is dat hij die bedreiging kennelijk vooral zag bij de suikerbietenteelt, en niet zozeer bij de productie van melk. Maar omdat zijn melkfabrieken gevestigd waren in gebieden waar veel melk vandaan kwam (de veenweidegebieden) en de afname van de melk veelal verliep op contractbasis met de individuele veehouders, werd het gevaar van de (onvermijdelijke) coöperatieve zuivelfabriek door Wagenaar Hummelinck kennelijk nog niet zo groot geacht als dat van de coöperatieve suikerfabriek.

Want die verwerkten inmiddels steeds meer suikerbieten in eigen fabrieken, waardoor Hollandia in de problemen dreigde te komen.

Om verzekerd te zijn van voldoende suikerbieten liet Wagenaar Hummelinck zijn oog vallen op de in ruime mate voorhanden zijnde (onontgonnen) zandgronden, veelal heide die door de boeren niet meer gebruikt werden om schapen op te laten weiden ten behoeve van de mestproductie. Want de kunstmest had zijn intrede gedaan.

De gedachte om die zandgronden te gaan exploiteren was niet nieuw. De Heidemij was hiervoor immers al eerder opgericht. En inderdaad heeft Hollandia contact gezocht met de Heidemij, met de vraag of het mogelijk zou zijn suikerbieten op zandgrond te telen. De vraag werd vergezeld van een verzoek om daar dan een begroting bij te voegen voor de verbouw van suikerbieten.  

Limburg

linmburg

Met name in Limburg, waar rond Weert gronden werden ontgonnen. De Heidemij was niet zeer enthousiast over de gedachte om op die arme gronden tot verbouw van suikerbieten over te gaan, de opbrengsten zouden te laag zijn voor een renderende bedrijfsvoering. Bovendien vormde, ook na ontginning, de afwatering een probleem.

Toch besloot Hummelinck door te zetten. Er onstond bij het bedrijf een afdeling Landbouw en Veeteelt. Er was, voor de fabrieken, al een Bouwbedrijf. En rond Weert werd een vijftal boerderijen gebouwd. De bouwstijl werd gekopieerd van die uit de weidegebieden, en deze boerderijen waren, daar in Limburg, qua bouwstijl dan ook behorend afwijkend van de op zandgrond gebruikelijke bouwwijze.

De afdeling Landbouw en Veeteelt moest uiteraard ook geschraagd worden door een administratie.Dat werd verzorgd door een zekere van der Molen, die aangesteld werd als hoofd van die afdeling. Een kleinzoon van hem was de auteur Geert Mak. En de administrateur van der Molen komt dan ook voor in het, sterk autobiografische, boek “De eeuw van mijn vader”. Een aanrader voor wie het nog niet kent, overigens. En het herlezen waard, zo bleek

Hoewel de resultaten van de boerderijen in de Peel achterbleven bij de verwachtingen, had Hummelinck Wassenaar de gedachte aan succesvolle verbouw van suikerbieten op zandgrond nog niet verlaten. Dat probeerde hij ook uit op ander zand dan in Limburg. Waar ook geen problemen met afwatering bestonden.

En hij kwam in Meu-Lunteren uit. Rob Ruijs uit Den Bosch heeft onderzoek heeft gedaan naar de Hollandia-geschiedenis. Hem was de afwijkende bouwwijze van enige boerderijen rond Weert opgevallen, en hij kwam zo in het gemeentearchief van Vlaardingen terecht. Om daar een aantal jaarverslagen van Hollandia aan te treffen, opgesteld door van der Molen.

Daarin komt ook boerderij aan de orde in Meu Lunteren, “de Grote Ketel” c.a. “De Ketel”. Hij stuurde daarom een e-mail aan de vereniging Oud Ede:

“Ik heb een onderzoekje gedaan naar de zgn. Hollandia-boerderijen in Weert. Dit zijn boerderijen die rond 1914 gesticht zijn door de fa. Hollandia uit Vlaardingen om het telen van suikerbieten op zandgrond te promoten (dat dat mislukte, moge duidelijk zijn).

De fa. Hollandia heeft een dergelijke boerderij gesticht in Meulunteren, genaamd "De Grote Ketel". Waarschijnlijk is dit wat nu bekend staat als "De Ketel", Meulunterenseweg 30.

Graag wil ik wat ik weet met jullie delen en wellicht hebben jullie ook informatie over deze boerderij.”

Boerderij "De Ketel"

ketel

Boerderij "De Ketel" op de kadastrale minuut 1832

Een boerderij met de naam “De Ketel” komt voor op de kadastrale minuutkaart uit 1832. De naam is op de kaart vermeld, het moet daarom een destijds belangrijke boerderij geweest zijn. In elk geval was hij deel van een leen van de Gelderse hertog, samen met “de Pol” (nu: de Hanepol, aan de Kade in Ede) en een deel van een hoeve in het Edese bos. Dat aandeel in het bos zal verbonden zijn geweest aan “de Pol”, een boerderij in het vroegere buurschap Ede-Veldhuizen. Want de rechten op het Edese Bos behoorden oorspronkelijk toe aan dertien boerderijen (“hoeves”) in het buurschap Ede-Veldhuizen.

Later werd er, even verderop, een boerderij met de naam “De kleine Ketel” gebouwd, het bezit van “De Ketel”  werd opgesplitst. “De Ketel” ging toen “De grote Ketel” heten.

Groote_Ketel


Wie iets over het oude Lunteren wil weten komt al snel uit bij Henk van de Brink. Ik besloot daarom in eerste instantie Henk te raadplegen. En bij een bezoek aan de studiezaal van het Edese gemeentearchief trof ik hem daar. Op mijn vraag of hij iets van die boerderij wist, vertelde hij dat hij daar al behoorlijk lang geleden onderzoek naar had gedaan. Waarop hij uit de boekencollectie die in de studiezaal aanwezig is het boekje “Op zoek naar den Groote Ketel” te voorschijn toverde.

Het boekje is inmiddels digitaal beschikbaar via deze link: http://beeldbank.ede.nl/HttpHandler/GAE0373.pdf?file=703804837&download=1

In het voorwoord schrijft Henk: “In het boekje dat nu voor u ligt probeer ik een beeld te schetsen van de geschiedenis van boerderij De Ketel. Het gaat niet over de nieuwe boerderij die tegenwoordig op het adres Meulunterseweg 30 staat, en onder gemeentelijke monumentenzorg staat, maar over de oude boerderij die waarschijnlijk stamt uit de Midddeleeuwen en afgebroken werd in 1939”.

De nieuwe boerderij van Hollandia


Die nieuwe boerderij is in 1914 gebouwd door Wagenaar Hummelick, directeur van de NV Hollandia. Door de verdeling van de gronden van het buurschap Lunteren (1890) was het areaal van “de Ketel” ruim 23 hectare groot geworden. In 1912 koopt Wagenaar Hummelinck “de Ketel”. Overigens werd “de Ketel” niet door de NV Hollandia gekocht, maar door Wagenaar Hummelinck als particulier. Het is dank zij de jaarverslagen van van der Molen dat we het verhaal van Henk van de Brink kunnen aanvullen.  Dat we Hollandia, en die jaarverslagen, kennen danken we aan Rob Ruijs.Ook is dankbaar gebruik gemaakt van een uitgebreid verhaal van Gerard Stals http://weertnatuur.blogspot.nl/2017/06/ontginning-hollandia.html

nieuw

Uit de jaarverslagen blijkt dat de boerderij in Meulunteren vooral als proefbedrijf moet worden gezien. Naast verbouw van suikerbieten vinden we verhalen over proefnemingen met kalveropfok en het kweken van pootmateriaal (“steekelingen”). Welk gewas die steekelingen (stekken) betrof weten we niet. En ook werd er suikerbietenzaad gewonnen. Ook roggeteelt en de verbouw van aardappelen behoorden tot de bedrijfsactiviteiten.

Maar de Heimemij had het goed gezien: telen van suikerbieten op zandgrond is geen goed idee. Suikerbieten vragen om vochthoudende grond. Klei voldoet daaraan, want klei houdt water vast. Zand niet, water zakt daar snel in weg. Suikerbieten op zandgrond blijven daarom te klein, en daardoor is deze teelt onrendabel.

Maar er was een groter probleem: de terreinen in Limburg, waar Hollandia de suikerbietenteelt had geïntroduceerd, konden onvoldoende ontwaterd worden. Suikerbieten houden van vochthoudende grond, maar hebben wel graag droge voeten. Gerard Stals vertelt bijv. dat hij van een oudere inwoonster van de ontginning Kalverpeel/Spekke vernomen had dat ze, vóór WOII, al als kind mee moest helpen om de bieten binnen te halen, omdat “het water op de meeste plaatsen tot boven mijn enkels stond”.

Dit zal mogelijk (mede) de reden zijn geweest dat in Lunteren, op de hoger liggende zandgrond van de Meulunterse Eng, een nieuwe Hollandia boerderij werd gebouwd. Niet in een ontginning, maar op een al eeuwenoude eng. Deze nieuwe boerderij kwam niet in de plaats van de bestaande hof “De groote Ketel”, maar werd even verderop, wel op hetzelfde perceel, gebouwd. Dat er een nieuwe boerderij door Hummelinck Wagenaar gebouwd werd kan gebaseerd geweest zijn op het feit dat hij de sitiuatie in Meu-Lunteren zo veel mogelijk identiek aan die bij de boerderijen rond Weert wilde maken, om zo de resultaten van wat een proefneming was beter te kunnen vergelijken. Maar de nieuwbouw kan ook gewoon het gevolg zijn geweest van het feit dat de van oorsprong middeleeuwse hallehuisboerderij “De groote Ketel”, een gemengd bedrijf met veestallen, niet doelmatig bleek voor het beoogde doel, een akkerbouwbedrijf zonder die stallen. Zo had “De Groote Ketel” de deeldeuren in achtergevel, de bij een hallenhuisboerderij traditionele plek, maar in de zijgevel.

Het Hollandia van Constant Wagenaar Hummelinck was in de eerste jaren van de twintigste eeuw een zeer florerend bedrijf. In 1910 werd een omzet bereikt van 5 miljoen gulden. In 1913 werd zelfs 28 procent dividend uitgekeerd.

Geld voor experimenten zoa;s in Meu-Lunteren was er dus. Maar in februari 1914 sloeg het noodlot toe. Op de 26e van die maand kwam Wagenaar Hummelinck, geheel onverwacht, te overlijden.

Zijn zonen Jan Maurits en Marius Gerrit volgden hem op. Laatsgenoemde was de oprichter van de Algemeene Technische Vereeniging van Beetwoertelsuikerfabriekanten en Raffinadeurs (1909).
Hij was op dat moment, net als zijn broer, adjunct-directeur van de NV Hollandia. Dus aan te nemen valt dat de oprichting van deze vereniging de instemming van zijn vader zal hebben gehad.

Al vrij snel (1919) na het overlijden werden de suikerfabrieken van Hollandia, samen met de fabriek van de Wester Suikermaatschappij en die van van Loon & Co ondergebracht in de Centrale Suikermaatschappij (C.S.M) te Amsterdam.

De steeds grotere concurrentie leidde er ook toe dat de fabrieken van gecondenseerde melk in grotere samenwerkingsverbanden werden ondergebracht. Hierin zou het Zwitserse Nestlé concern
uiteindelijk de overhand krijgen. Maar de merknaam Hollandia bestaat nog steeds, onder deze naam produceert Friesland-Campina nog steeds een assortiment zuivelproducten.


Terug naar Meu-Lunteren, en de verslagen van administrateur (rentmeester) van der Molen.
Zijn jaarverslag van 1918 schrijft hij over de boerderijen in de Peel en Meu-Lunteren: “het oorspronkelijke doel van de bedrijven is niet bereikt”.

En in 1920 vinden we de notitie dat Hollandia geen eigen suikerfabrieken meer bezit. Deze waren immers in 1919 in de C.S.M. opgegaan. Overigens vormden binnen de C.S.M. de fabrieken van Hollandia de grootste inbreng. Maar, inderdaad, ze waren niet meer eigendom van Hollandia.

Echter, het afstoten van de suikerfabrieken was, zo lezen we, ook aanleiding om te overwegen de ontginningen (in Limburg), maar ook in Meu-Lunteren, stop te zetten. Want er was te veel suiker op de markt, de concurrentie voor de suikerbiet was door import van rietsuiker (Cuba!) sterk vergroot,
de vraag naar suikerbieten was daardoor sterk gedaald.

En in het jaarverslag van 1925 komen de suikerbieten niet meer voor, Hollandia had de teelt daarvan beëindigd. Ook in Meu-Lunteren.

De boerderij zou tot 1962 in bezit blijven van nakomelingen van Constant Hendrik Wagenaar Hummelinck.

De middeleeuwse boerderij “De Ketel” zou “De Groote Ketel” gaan heten. Als gevolg van een erfscheiding werd er even verderop een tweede boerderij gesticht, deze staat er nog, en heet “De Kleine Ketel”.  De oude boerderij werd toen hernoemd in “De Groote Ketel”. Toen er, eigenlijk op  erf van “De Groote Ketel” de nieuwe boerderij van Hollandia naast kwam te staan, kreeg deze geen naam.  Nadat de oude “De groote Ketel” gesloopt was, werd de nieuwe boerderij vervolgens “De Ketel” genoemd.

Het zou echter een goed idee zijn om deze boerderij te vernoemen tot “Hollandia”. Dat doet meer recht aan de geschiedenis. De vereniging Oud Lunteren zou hierin mogelijk goede diensten kunnen bewijzen, zij kennen waarschijnlijk de huidige eigenaar met naam en toenaam.

Overigens: “De ketel” is een toponiem, een “veldnaam”. Het duidt op een dieper gelegen perceel, veelal met een ronde of ovalen begrenzing. De middeleeuwse boerderij “De Ketel” was gebouwd in
zo’n verlaagd gebied, en was van oorsprong een kampontginning. Wat de Duitser een “Einzelhof” noemde, een éénmans es (of: eng). Dat was een boerderij met omliggend akkerland, afgegrensd door een houtwal.

Dat maakt de lokatie ook vandaag de dag nog bijzonder, want die houtwal is nog steeds aanwezig. Daarmee is de lokatie één van de schaarse overblijfselen van het vóór-middeleeuwse kampenlandschap, een zeldzaam geworden type.

Als zodanig verdient niet alleen, wat we dan maar noemen, “de Hollandia boerderij” bescherming
(en het is een gemeentelijk monument!) maar zou ook het gehele complex daaronder moeten vallen.

eng

Zo aan de voet van de stuwwal, van de Lunterse Goudsberg, sluit het mooi aan bij het verhaal van ‘het Middelpunt van Nederland’, waar ook de in de nabije omgeving gelegen “Celtic Fields” bijvoorbeeld deel van uitmaken. Ook agrarische relicten.

Op de ingekleurde afbeelding uit de kadastrale minuut kunnen we goed zien hoe, rond een kruispunt van wegen, een drietal kampontginningen waren ontstaan. Centraal zie we een grotere ruimte, brink. Meu-Lunteren was een buurschap, en rond die brink had gemakkelijk een dorp kunnen ontstaan.

Maar meer westwaarts was een kapel, een kerk gebouwd. En ontstond het buurschap Kapel-Lunteren. Die kerk zou de kern vormen waaromheen het dorp Lunteren zich zou vormen. En Meu-Lunteren bleef wat het in feite nog steeds is: een aantal agrarische bedrijven ingebed in bouwland en weilanden, aan de voet van de stuwwal.

Wie het gebied bezoekt wordt, ondanks de zo hier en daar ontstane misplaatste en uit de toon vallende “witschimmel-bouwsels”, getroffen door de schoonheid van het geheel. Een landschappelijke parel in de gemeente Ede.

Jan Kijlstra
04-02-2018