Op bovenstaande foto, hoewel nog niet zo oud maar inmiddels ook al weer historie, zien wij de naam van een inmiddels verdwenen meubelfabriek. Deze fabriek maakte destijds klassiek aandoende meubelen uit "massief eikenhout". Een destijds zeer polulair type meubel. Maar wel behoorlijk aan de prijs. Het bedrijf kon de concurrentie niet volhouden, de smaak van het publiek veranderde ook. Een bekend "broodje aap" dat, zoals bij de meeste van die verhalen, volstrekte onzin was zal ook invloed hebben gehad. Die massieve meubelen waren zwaar, en het verhaal deed de ronde dat de meubelfabriek dat gewicht realiseerde door beton in de poten van het meubelair toe te passen. Het klopt dat beton veel goedkoper is dan eikenhout. Alleen, om dat in poten van meubels op te nemen is veel duurder (arbeidsloon) dan gewoon massief hout gebruiken.
Het pand waar de meubelfabriek zijn meubels in Ede verkocht staat er nog steeds en is behoorlijk oud. Tegenwoordig huisvest het een winkel in bedden c.a. met de naam "Veluwsch Slapen". Dat is kennelijk een bijzondere manier van slapen. Op de verdieping en zolder zijn appartementen gemaakt.
Over de wederwaardigheden van het gebouw in de laatste honderdvijftig jaar zou een heel verhaal te schrijven zijn.
Maar ook over de tijd daarvoor is veel te vertellen. We komen pand het al tegen in een overeenkomst, een charter, gedateerd op 5 mei 1698. Dit stuk bevindt zich in het Nationale Archief, in de archief van de Nassause Domeinraad (1.08.11, inv. nr 3699).
In het boek "Het Loo, de Oranjes en de jacht" wordt naar dit stuk verwezen. Op pagina 55 e.v. lezen we: "Over het jachthuis van de Koning-Stadhouder (Willem JIJ) te Ede, niet te verwarren met de oude uitspanning "De Ginckel ", de plaats van samenkomst voor de jacht aan de weg naar Arnhem, is zeer weinig bekend. Het moet gelegen hebben op de hoek van de Oude Arnhemseweg en de Grotestraat. Waarschijnlijk was het terrein al voor 1680 in het bezit van de Oranjes; het huis zelf zal van voor 1698 gedateerd hebben, want in dat jaar werd aan de achterkant van het huis nog grond bijgekocht. "
Het is jammer dat de auteur, mevrouw van Everdingen, afgezien heeft van adequate bronvermelding. Dat maakt het leven voor latere onderzoekers niet eenvoudiger. Duidelijk is wel dat met "de hoek van de Oude Arnhemseweg-Grotestraat" bedoeld werd de toenmalige hoek van de Bergstraat-Grotestraat, tegenwoordig de zuidoostelijke hoek Molenstraat-Grotestraat. Hieronder is te zien waar het pand stond en nog steeds staat. De plattegrond is een detail van de kadastrale minuut uit 1832. De kadastrale minuut is de eerste set van tekeningen, waaarop alle onroerenden goederen (huizen,wegen, onbebouwde gronden, etc) zijn weergegeven, voorzien van hun kadastrale nummer anno 1832.
Bij een eerder onderzoek naar de villa Solitude (zie https://www.ede.nl/gemeentearchief/verhaal-van-ede/5-bouwen-en-wonen/solitudevan-rosoliemolen-tot-villa/) was het pand op de foto ook betrokken. Roel van Amerongen maakte mij in dat kader attent op een notariële akte, waarin de erven Roelofsen een huis verkopen aan de heer Bennet. In de akte omschreven als: "Een huis en hof, getekend Numero 24 en Erve. Staande en gelegen in den dorpe van Ede, voorheen geweest het Jagdhuis van wijlen Zijne Majesteit William den Derden, Koning van Engeland, belend ten Noorden en Westen de Dorpsstraat ten Zuiden de heer Heer Comparant koper en ten Oosten de buurt van Ede".
Dit is dezelfde lokatie als op de foto. En hetzelfde pand, al is er veel aan verbouwd in de loop der jaren. Maar de grondvorm, en de constructieve kern, is al die jaren behouden gebleven.
Die akte, waarin de heer Bennet het voormalige Jachthuis kocht, gecombineerd met de tekst van mevrouw van Everdingen, was aanleiding om verder te zoeken. Het internet is tegenwoordig steeds meer een onmisbaar gereedschap. Mevrouw van Everdingen refereerde aan de Nassause Domeinrekeningen, waarin zij gevonden had dat de opzichter van het Jachthuis te Ede een traktement van dertig gulden per jaar ontving. De Nassause domeinrekeningen zijn terug te vinden in het Archief van de Nassause Domeinraad. En deze archieven van de Nassause Domeinraad zijn door het Nationaal Archief voortreffelijk ontsloten en via het Internet doorzoekbaar. Zo werd ook bovengenoemd charter gevonden.
Het is altijd goed om bronnen zelf te bekijken, en een scan is per e-mail te verkrijgen. De datum van het charter is 5 mei 1698, en de tekst van het charter beschrijft inderdaad een grondtransactie. Het aangekochte perceel wordt als volgt omschreven:
" .... een hoeftjen ende bleijcvelt met alle recht ende gerechticheijden vandien, op Veluwen in den Ampte ende Dorpe van Ede gelegen, albereits ten deele tot het Jachthuijs, aldaer staende , betimmert, Oost, de mestvaelt, Zuit, de weduwe van Cornelis Brants Smit, West, het voors Jachthuijs ende Noortwaers de gemene straet. "
Hieruit blijkt dat het pand op de hoek van de Grotestraat en Molenstraat al dateert van vóór 1698, en gebouwd ("betimmert") was als een jachthuis voor koning-stadhouder Willem III. En er blijkt ook dat het jachthuis al gebouwd was voordat de grond in het bezit kwam van de Staten van Gelderland. Immers, de grond die gekocht werd was al ("albereits") gedeeltelijk bebouwd met het jachthuis,
Die bouwer, of liever de opdrachtgever voor die bouw zal. net als bij de overige jachthuizen (waaronder o.m. Het Loo) de Gelderse Rekenkamer geweest zijn, namens de Staten van Gelderland. Na het overlijden van Willem III (in 1702) heeft de Rekenkamer de meeste door Willem 111 gebruikte panden verkocht. In het Oud Rechterlijk Archief is terug te vinden dat het pand door een lid van de familie Roelofsen gekocht werd van een Nijmeegse eigenaar. Ongetwijfeld is in het archief van de Rekenkamer terug te vinden aan wie het Edese jachthuis verkocht is, en zal langs die weg ook de Njmeegse eigenaar gevonden kunnen worden. Maar het archief van de Rekenkamer is erg groot, en niet eenvoudig te doorzoeken.
In dit verband zijn de zogeheten "Koningswegen" ook te noemen. Bekend is de Koningsweg die van het Hof te Dieren naar de herberg/boerderij Zuid-Ginkel liep. Opmerkelijk is dat deze koningsweg niet doorliep tot het Edese jachthuis, maar stopte aan de rand van het bezit van het buurschap Ede-Veldhuizen,
Volgens (wijlen) Dr. Leijden, een kenner van oude wegen op de Veluwe, liepen er
ook koningswegen van Otterlo en Wekerom naar Ede. Opmerkelijk is inderdaad dat deze wegen ook tot aan de rand van het Edesche Bosch (toen: Loobos) een voor koningswegen kenmerkend rechtlijnig verloop vertonen. Tot aan de bosrand, een malebos. In gemeenschappelijk bezit van een aantal bosmalen ( die oorspronkelijk ook geërfden waren in het buurschap).
De vraag is waarom de koningsweg vanaf Dieren, en mogelijk die vanaf Wekerom en Otterlo, niet doorgetrokken is tot in Ede. Daar stond immers een jachthuis. En elders op de Veluwe (en daarbuiten!) is door Willem III (nou ja, zijn vertegenwoordigers) met geërfden van betrokken buurschappen immers wel overeenstemmming bereikt over de aanleg van koningswegen.
Maar dat is in Ede kennelijk niet gelukt. Mogelijk omdat het buurschap ( en de bosmalen) eigenaar waren en niet, zoals elders, slechts gebruikers?
Er zit een ander interessant aspect aan het Edese jachthuis. Het kasteel te Doorwerth lag ook aan het eind van een Koningsweg, die er vanaf het Loo naar toe liep. Op oude kadastrale kaarten is die weg, die ook over het grondgebied van Ede liep, goed te herkennen. Het kasteel te Doorwerth was echter niet gebouwd (Ede) of verbouwd (Loenen) tot jachthuis voor Willem III, het was een particulier bewoond huis. Willem III zal, als hij er tijdens de jacht verbleef, gelogeerd hebben. Bij Ede staat Kemhem, en dat huis had nauwe banden met het Loo.
Het had voor de hand gelegen dat Willem III in voorkomende gevallen dus, net als in Doorwerth, ook op Kemhem gelogeerd zou hebben. Dat was echter niet het geval, er werd ondanks de aanwezigheid van Kemhem ook een jachthuis in Ede gebouwd. Dit wijst er op dat Kemhem niet door de eigenaar (van Wassenaer) werd bewoond, maar werd verhuurd.
In het recent verschenen boek "Kernhem - een adellijk slot aan de rand van de Veluwe" (ISBN 978-90- 74205-08-5), o.m. te verkrijgen bij de Vereniging Oud Ede, lezen we dat Jacob IV van Wassenaer in 1676 trouwde met Adriana Sophia van Raesfelt. En zij bracht in het huwelijk het huis Twickel in. Dit zou, naast de Haagse residentie van de van Wassenaers, de hoofdverblijfplaats worden van de familie. Kemhem speelde daar niet, of nauwelijks, een rol in, en werd daarom (waarschijnlijk) verhuurd. Over de huurders is weinig bekend, maar vanaf 1779 werd Kernhem met enige regelmaat in kranten te huur aangeboden.
In het charter staat dat Mathijs van Engelenhove de grond verkoopt "voor zijn oude moeder Huijbertje Thijssen, weduwe van
Jan Theunissen". Zou daar een link met Kemhem liggen? De boerderij Engelenhove was immers bezit van Kemhem.
Die grond wordt verkocht voor 400 gulden aan "Mathijs Sluyter, rentmeester van Sijn Majesteit van Groot Brittagniens Domeijnen op Veluwen". De datum van de transactie is 5 mei 1698. Toen stond het jachthuis er dus al. Wanneer het precies gebouwd is weten we niet. Omdat Willem III in 1672 stadhouder van Gelderland werd, moet het tussen 1672 en 1698 gebouwd zijn. Het ligt in de rede dat het bouwjaar dichter bij 1698 dan bij 1972 zal liggen.
Het pand is helaas alleen aan de buitenzijde nog min of meer origineel, van binnen is het herhaalde malen ingrijpend verbouwd. Toch zou via bouwhistorisch onderzoek een meer nauwkeurige datering van de bouw misschien nog mogelijk zijn, bijvoorbeeld aan de hand van merktekens op het hout van de kapconstructie.
Hier wreekt zich het feit dat het pand, hoewel tot de oudste van Ede behorend, nooit is aangemerkt als monument. Het zou nog steeds zinvol zijn om hiertoe over te gan, waar het bouwvolume ( de uiterlijke vorm) de facto nog origineel is, en ook delen van de constructie (fundering, kap) nog grotendeels of geheel origineel zullen zijn.
Maar ja, monumenten en Ede, dat wringt vaak een beetje. Bovendien heeft, op grond van de gemeentelijke nota "Erfgoed in Perspectief' de "Oude Bouwkunst", van voor 1850, geen prioriteit meer. Dat is ambtelijk jargon voor: "daar besteden we geen aandacht meer aan".
Na de dood van Willem III heeft de Gelderse Rekenkamer de jachthuizen van Willem III afgestoten. Met uitzondering van het Loo, dat was en bleef bezit van de Oranje's.
Het Edese jachthuis is ook verkocht. We komen het in de Edese archivalia weer tegen in de voornoemde akte van verkoop aan Bennet.
Die zou er een rosoliemolen bij laten bouwen, maar dat verhaal moet nog opgeschreven worden
En het pand is in de jaren dertig van de vorige eeuw ook als Volkskoffiehuis gebruikt. Ook dat verhaal moet nog opgeschreven worden. Zo blijf je bezig......
Jan Kijlstra
12-09-2017 rev. 18-10-2019