Kernhem: van kasteel naar landhuis

Kernhem Ouwater Het Gemeentemuseum van Arnhem bezit een schilderij van Kernhem, omstreeks 1785 geschilderd door Isaac Ouwater.Een foto daarvan bevindt zich, met het nummer HME 312672, in de collectie van de vereniging Oud Ede.Het schilderij toont een wat vervallen kasteel, waarvan de linker toren behoorlijk in verval is. Aan onderhoud werd kennelijk niet veel geld meer gespendeerd.Mogelijk is dat ook de reden dat de ophaalbrug verdwenen is, en vervangen door een dam.Een brug was ook niet meer nodig, Kernhem had zijn militaire betekenis als wachtpost tegen invallen van troepen van de bisschop van Utrecht al lang verloren.De toenmalige eigenaar, Carel George baron van Wassenaer bewoonde het huis niet zelf, Kernhem werd beheerd door een rentmeester.In 1782 was dat H. Mulder uit Ede. Wij komen hem tegen in een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 21 november van dat jaar.In die advertentie wordt Kernhem te huur wordt aangeboden.

1782    Te Huur, om met primo Mey 1785 te aanvaarden, het adelyk Huis KERNHEM, voorzien van verscheide Boven- en Beneden-Kamers, leggende rondom in zyn Gragt, met Stallinge voor verscheide Paarden, Koetshuis, en Tuinen. Beplant met allerhande fyne Vrucht-Boomen, gelegen by het Dorp Eede, 3 en 1 half uur van Arnhem, en twee uuren van Wageningen, aan de groote Postweg van Amsterdam op Arnhem, alwaar Post-Wagens tusschen die twee Steeden, alle dagen visa versa voorby ryden. De conditien en Informatien zyn te bekomen, by den Rentmeester H. MULDER, te Eede, en by den Not. en Makel. C.A. DUKER,  wonende te Utrecht, tusschen de Jans- en Bakker Bruggen

In 1800 overleed de graaf, en Kernhem ging over naar zijn zoon Jacob Unico Willem.  Niet onaannemelijk is dat Jacob Unico Willem verwachtte dat een nieuw, modern huis, meer huur zou opbrengen dan een vervallen middeleeuws kasteel. In elk geval liet hij het oude kasteel slopen en op dezelfde plek het huidige classicistische landhuis bouwen.

Een landgoed als Kernhem diende vooral als inkomstenbron. Daarbij werd het als een zelfstandig “profitcenter” beheerd en geadministreerd. De sloop annex nieuwbouw zou op de inkomsten uit Kernhem een fors beslag leggen. Mogelijk is dat de reden dat Jacob Unico Willem een andere manier van financiering voor de nieuwbouw zocht. Dat zou dan de reden zijn dat hij, al in 1801, in een advertentie, een drietal boerderijen uit het bezit van Kernhem te koop aanbood.

De advertentie verscheen in de “Opregte Haarlemse Courant”van 14 mei 1801, in “Het 7de jaar der Bataafse Vryheid”:


JAN van ZANTEN, Rentmeester van Kernhem, als last en order hebbende van deszelfs Principaal, is
voornemens om op Vrijdag, de 17 July, ten Huize van J.P. Eegner, in de Posthoorn te Eede, op Veluwe, te doen   inzetten, ten overstaan van Geërfdens, en agt dagen daarna finaal te verkoopen, op Conditien, by den Insaath voor     te leezen, de navolgende ongereede Goederen, als: 1. Het ERVE en GOED, genaamd KLEIN KREEL, modo de Weetering, zynde zo goed als geheel Thiendvry, met alle deszelfs WEI-, HOOI- en BOUWLANDEN, &ct. 2. Het ERVE en GOED, in HET BROEK genaamd.3. Het ERVE en GOED, genaamd DE HORST of KOEKELT, alle gelegen in 't Ampt van Eede,voormalig Quartier van Veluwe, met deszelfs  HOUTGEWASSEN, TURFVEENEN,    en zo als dezelve tot dus verre zijn Verpacht. Nadere informatie is te bekomen des Maandags tot 6 July aanstaande,   by voorn. Rentmeester, in de Heulstraat in 's Hage, Litt. I, No. 318, Brieven franco.
Terwyl inmiddels de aanwyzinge zal worden gedaan door B. van Gaalen, woonende te Eede

In 1803 kwam het nieuwe huis gereed.  Het verhaal gaat dat het werd gebouwd op (een deel van) de fundamenten van het kasteel. Maar bij de restauratie in de jaren zestig van de vorige eeuw is bij het in tekenign brengen van het pand geen spoor van een middeleeuwse fundering aangetroffen. Naast de sloop van het kasteel was het ook nodig de slotgracht te dempen. Het zand daarvoor zocht de baron dicht bij huis, hij verzocht zijn medegeërfden van het buurschap Ede-Veldhuizen om toestemming dit zand af te graven uit een strook heide die aan ten noorden van boerderij Engelenhoven, langs de grens met het buurschap Doesburg lag. En hij vroeg de geërfden wat hij daarvoor dan moest betalen. De geërfden verleenden hun buurrichter toestemming, onder de voorwaarde dat hij na afvoer van het zand de zaak met heideplaggen zou afdekken, om zo zandverstuiving te voorkomen. En de graaf moest dertig gulden betalen. Kennelijk was dat een àl te lage prijs, want Jacob Unico Willem besloot om zestig gulden te betalen.  Dit stukje grond draagt (sindsdien?) de naam Kernhemmer Veldjes.

Ook Jacob Unico Willem ging niet zelf op Kernhem wonen. Dat is niet heel vreemd, hij had in den Haag een fraaie woning aan de Kneuterdijk, gebouwd door Daniël Marot, de “huisarchiteect” van koning-stadhouder Willem III.  Later werd dat pand het Paleis Kneuterdijk, toen het verkocht werd aan koning Willem I.  En in Twente bood kasteel Twickel in Delden een onderkomen waar Kernhem bleek bij afstak. Dat ook het nieuwe landhuis werd verhuurd vinden we terug in een advertentie in, opnieuw, de Opregte Haarlemse Courant, in de uitgave van 27 september 1808:

 adv1808                                                                                                                                                 Te Huur, de Buitenplaats KERNHEM, gelegen in 't voormalig Gewest Gelderland, aan de Postweg,
    tusfchen Amersfoort en Arnhem, bij het Dorp Eede, op Veluwe, beftaande in zeven beneden-  en zes   
    boven Kamers enruime Zolder, voorts goede Keuken, Kelder, Waschhuis, Tuinen en Boomgaard, binnen
    korte Jaren geheel nieuw opgebouwd en aangelegd, voorts Stallinge voor 9 Paarden; nader informatie te
    bekomen bij den Rentmeester J. van Zanten, Noord-einde. Lett. F. No. 153.. in's Hage. Brieven franco.
    Zijnde de Plaatsdagelijks (exceptZondags) te bezigtigen,  zich dienaangaande adresferende bij Jacob  
    Gerritfen woonende bjj voorn. Huize Kernhem.

                                                                                                                                            

De wel meest bekende huurder was Anna Maria Moens, die er in 1818 een kostschool vestigde die een zeer goede naam verwierf. Zo goed, dat Anna Maria, zonder daarvoor opgeleid te zijn, toch via een ministeriële beschikking de akte van bekwaamheid als onderwijzer(es) verkreeg.

Toen de gemeente Ede in 1970 landgoed en huis Kernhem verkreeg, verkeerde het huis in een vervallen staat. Maar in 1975 besloot de gemeente tot restauratie. Dank zij het feit dat deze restauratie “op een koopje” moest, waarbij veel materiaal hergebruikt werd, en de nadruk op herstel van de fundamenten en de buitenzijde van het huis werd gelegd, is veel van het negentiende eeuwse interieur van Kernhem gelukkig nog grotendeels intact gebleven.

kernhem_idemaJan Kijlstra
26-09-2015