Op 4 juli zond Charlotte Peen, archeologe bij de gemeente Ede, deze e-mail rond:
“Namens de afdeling Beheer van de gemeente hierbij ter kennisname het bericht dat a.s. donderdag 7 juli om 15.00 uur de Bloedsteen (terug) in het Doolhof wordt geplaatst. Wie bij deze (historische) gebeurtenis op Landgoed Kernhem aanwezig wil zijn: verzamelen om 15.00 uur in de Slingerboslaan bij de witte slagboom tussen begraafplaats en crematorium”.
De e-mail wekte verbazing. De Bloedsteen heeft namelijk nooit in de Doolhof gelegen.
Reden om vanuit de Stichting Erfgoed Ede een e-mail te sturen aan de verantwoordelijke wethouder, L.Meijer.
Omdat ook de vereniging Oud Ede was geïnformeerd over de plannen van de gemeente, heeft Wim Bruijnes, bestuurslid van de vereniging, gebeld met de gemeente. Hij sprak met Bert Budding van de afdeling Beheer, die hem vertelde dat de opdracht tot verplaatsing was verstrekt door zijn collega Wilja Kuiper. Omdat deze in het buitenland verbleef, en niet te bereiken was, viel er ook niet veel meer te wijzigen aan de plannen, en zou de verplaatsing gewoon doorgang vinden.
Toch is dat niet gebeurd. De verplaatsing is uitgesteld. Vermoedelijk zijn er bij de wethouder meer bezwaren tegen de verplaatsing binnen gekomen, naast die van de Stichting Erfgoed Ede ook van de vereniging Oud Ede en van de Gazenbeekstichting. En heeft hij daarom besloten de verplaatsing tegen te houden, ten einde eerst helder te krijgen waarop de beslissing tot verplaatsen gebaseerd was, en of daar goede gronden voor zijn.
Naar verluidt heeft de gemeente tot verplaatsing besloten op grond van een mondelinge mededeling dat de Bloedsteen zo’n veertig jaar geleden vanuit de Doolhof verplaatst zou zijn naar zijn huidige plek, midden op de Doolhoflaan, kort vóór de Doolhof. Dit is typisch een geval van de klok horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt.
Inderdaad is de steen verplaatst. Vijf keer zelfs. Maar niet vanuit de Doolhof, en ook niet erin.
De Bloedsteen in de Doolhoflaan. Foto: Marten Idema
Geschiedenis
Er is niet veel bekend over de Bloedsteen. De eerste auteur die er over schreef was de Edenaar H.J. Nijenhuis. Het verhaal is te vinden op http://erfgoedede.nl/nijenhuis-verhalen/41-de-bloedsteen.html.
Hij vertelt hoe de steen, rond 1900 gevonden bij het grind graven op de Doesburgerhei, door de grindgravers bestemd was om bij de Oude Kerk in Ede te plaatsen maar dat ze, bij het kerkhof gekomen, hem hadden achtergelaten.
Toen het kerkhof in 1930 werd uitgebreid lag de steen in de weg en is hij (de eerste keer) verplaatst. Nijenhuis vertelt ons niet wanneer precies de steen gevonden is, maar voor 1930 lag hij niet in de Doolhof, en ook niet in de Doolhoflaan, want dan had hij bij uitbreiding van de begraafplaats nooit in de weg kunnen liggen.
Waar lag hij dan wel, toen hij van het kerkhofterrein verwijderd was? Daarover verschaft Piet Pel, boekhandelaar in Het Wapen van Ede, in een ingezonden brief duidelijkheid (http://erfgoedede.nl/kijlstra-verhalen/63-piet-pel-verhalen-rond-kernhem.html). Pel vertelt dat de steen in de achtertuin van een pand op Otterloseweg 21 lag, bij van de Kraats, Huize Ruimzicht, en in 1931, in opdracht van de bosbaas van Kernhem, Hendrik Staf, verplaatst is naar de Doolhoflaan. Dit was de tweede verplaatsing.
Door de verplaatsing van de steen van het terrrein waar de uitbreiding van het Kerkhof moest komen (gemeentegrond) naar de achtertuin aan de Otterloseweg kwam de steen op grond van Kernhem te liggen. Waarom de steen niet in die achtertuin mocht blijven liggen is niet bekend. Maar voor plaatsing in de Doolhoflaan was toestemming van Kernhem, in de persoon van bosbaas Staf, nodig.
Niet uit te sluiten valt dat Staf bewust gekozen heeft de steen midden op de Doolhoflaan te plaatsen. Hij had veel belangstelling voor geschiedenis en archeologie. En waarschijnlijk, net als zijn mede-oprichter van Oud Ede, kapitein Bellen, was hij ook gevoelig voor mythen en sagen. Mogelijk is in die dagen de legende rond de Bloedsteen ontstaan!
De derde en vierde verplaatsing staan beschreven in het verhaal van Nijenhuis: de ontvreemding door Wageningse studenten, en het terughalen door bosbaas Ossenkoppele. De steen is door Ossenkoppele weer in de Doolhoflaan gelegd, en niet in de Doolhof. Zou hij door de studenten uit de Doolhof zijn weggehaald, dan had Ossenkoppele hem zeker weer in de Doolhof terug geplaatst. Ossenkoppele was zich bewust van het belang van de juistheid van historische informatie.
Over die diefstal schreef de Telegraaf op 13 october 1962: “KEI VAN EDE GESTOLEN - De kei van Ede -2000 kilo zwaar, en sinds de jaren dertig onaangeroerd rustend in het Edese Bos, is verdwenen. Namens de erven van Graaf Bentinck is bij de politie aangifte gedaan van de diefstal van het kolossale gevaarte. Volgens de legende komt er bloed uit de steen wanneer men er met een speld in prikt. Vandaar de naam Bloedsteen. “We hebben hier, in Wageningen, studenten” aldus reageerde de Edese politie. “Daarom hebben we eigenlijk nog niet naar gezocht. De steen komt vandaag of morgen vanzelf weer boven water.”
De door de Telegraaf aangehaalde legende zegt inderdaad dat er bloed uit de steen komt als je er met een speld in prikt. Maar, zo zegt de legende, dat gebeurt alleen als je dat om precies twaalf uur ‘s nachts, en bij volle maan doet.
De vijfde -en hopelijk laatste - verplaatsing is, al weer behoorlijk lang geleden, uitgevoerd door Rinus Boortman van de gemeente Ede. Gert Folsche, destijds buurscheuter van het buurschap Ede-Veldhuizen wist zich dat nog te herinneren. Ook toen was het mogelijk de bedoeling de steen in de Doolhof te plaatsen, maar hij was zwaarder dan gedacht, en de verplaatsing bleef tot een luttel aantal meters beperkt.
Er zijn een paar oude opnames van de Bloedsteen bekend, maar daarop ligt de steen niet in de Doolhof. Zou hij er ooit in gelegen hebben, dan zou dat zeker wel vastgelegd zijn, maar dat is niet het geval.
De Doolhof
De Doolhof op de Actuele Hoogtekaart Nederland (v.2)
Gedacht werd, na de ontvangst van het e-mailbericht, dat de nu voorgenomen verplaatsing van de Bloedsteen het sluitstuk vormde van een restauratie van de Doolhof. Wim Bruijnes constateerde echter bij een bezoek aan de locatie, na zijn gesprek met Bert Budding, dat dit niet het geval was, de geplande verplaatsing was een op zichzelf staande actie. Mogelijk is ook dat de voorgenomen verplaatsing het begin zou vormen van een restauratie van de Doolhof.
Want de Doolhof, al decennia ernstig verwaarloosd, verkeert in deplorabele staat. En bij de gemeente Ede bestonden ooit plannen om hem te restaureren, of tenminste te conserveren. Frans van Oort van de vereniging Oud Ede heeft hier al eens over geschrven.
Het zou goed zijn als de Doolhof, een cultuurhistorisch belangrijk landschappelijk element, onderwerp van zowel archeologisch als landschapshistorisch onderzoek zou worden, ten einde tot goed onderbouwde planvorming te komen.
Maar omdat uit de beschikbare bronnen blijkt dat de Bloedsteen nooit in de Doolhof heeft gelegen, zou het historisch niet verantwoord zijn hem er nu alsnog in te plaatsen. Door de Bloedsteen in de Doolhof te leggen wordt er iets toegevoegd aan de historie van de Doolhof wat er nooit is geweest. Terwijl tegelijkertijd de historie van de Bloedsteen geweld wordt aangedaan. Verplaatsing daarvan naar de Doolhof is vanuit cultuurhistorisch oogpunt om meerdere redenen zeer onwenselijk.
Na overleg, o.a. met de Stichting Erfgoed Ede, heeft de gemeente besloten de Bloedsteen te laten liggen waar hij ligt. Wel wil hem eventueel wat rechter leggen, zodat men er wat comfortabeler op kan zitten.
En mogelijk dat er dan een informatiebordje met een QR-code bj kan komen, zodat bezoekers op hun mobieltje het verhaal van deze Bloedsteen, en de daaraan verbonden legende, ter plekke kunnen lezen.
Als onderdeel van een cultuur-historische wandelroute op Kernhem en in het Edese Bos.
Stichting Erfgoed Ede Jan Kijlstra 15 juli 2016/03 october 2016