Dit artikel is eerder verschenen in "De Zandloper", het blad van de Vereniging Oud Ede, jaargang 1974 nr. 3.
Belgische vluchtelingen bouwden in eerste wereldoorlog barakkenstad op Ginkelse hei
Het is avond en het regent. Het regent al maandenlang in Nederland, maar in een verwarmde huiskamer gaat de fantasie bij het snuffelen in een verzameling oude ansichtkaarten gemakkeliik terug naar zo'n zestig jaar geleden, toen Pluvius nog niet zo onberekenbaar en weerspannig was.
Heidestad
Terug naar de Drieberg op de Ginkelse Hei, en ik kijk naar de schaapskooi tegenover restaurant De Ginkel. Opeens vervaagt de hei en ook de bomenrij erachter, en ik zie een complete stad. Nieuwsgierig geworden stap ik er op af. Ik loop langs de schaapskooi en zie al gauw een kruis op een torentje flonkeren en rook uit fabrieksschoorstenen opstijgen. Het blijkt een complete heidestad te zijn!
Vier wijken
Aan de ingang van die stad geeft de poortwachter me een "inkomkaartje". Prijs: een halve gulden op zon- en feestdagen en een kwartje op werkdagen. Ik loop langs een laan met aan weerskanten pril groen: de Wilhelminalaan. Even later bereik ik een andere boulevard: de Cort van der Linden laan. De stad blijkt uit vier wijken te bestaan: Scheldedorp, Maasdorp, Leiedorp en een dorp waar het bestuursapparaat is gevestigd. Ik zie restaurants, woongebouwen; in ieder dorp kraamklinieken, kindercrèches en bewaarscholen.
Peerken
Dan komt er een klein, onaanzienliik manneke op me af. Hij bekijkt me en biedt aan me rond te leiden. Op mijn vraag wie hij is, antwoordt hij: "Ik? Ik ben Peerken", en hij tikt met zijn hand aan zin hoedje. "Beste Peerken", vraag ik hem, "wat betekent de stad hier?" En dan volgt er een heel verhaal. Van de Duitsers die België in 1914 binnendrongen; van de Belgische vluchtelingen die hier gastvrii onthaald werden; en van de stad zelf, die in de winter van 1914-'15 letterlijk uit de grond werd gestampt. Peerken draait z'n knevel, z'n moustaches conquerantes, in een nog sierlijker krul, en biedt nogmaals aan me rond te leiden.
Hulp aan slacntoffers
Vol lof is hij over Holland en trots op dit kamp. In het bestuursdorp laat hii een fabriek zien waar volledig uitneembare huizen en ook meubelen, tapijten en kousen worden gemaakt. De mensen zorgen voor hun eigen arbeidsvitaminen. Ik luister naar het liedje "Tinneken van Heule", en in de kleermakerij hoor ik zingen:
Kleine kleine Moederke alleen. Douw, douw, douwderideine. Kleine kleine Moederke alleen. Kan van uw wiegske niet scheie.
Bii de textielzaak haast hi] me te vertellen dat na de watersnoodramp in Holland, op vrijdag 14 januari 1916, de vrouwen hier in enkele dagen en nachten 12.500 stuks ondergoed voor de slachtoffers hebben gemaakt. "Het was me een storm meneer, en we zaten in onze rats dat de boel hier de lucht inging. Maar nee hoor, geen dakgoot raakte los!"
Boosdoeners en S. C. F.
In de wasserij, waar per maand 150.000 stuks wasgoed worden gewassen, hangt een tarievenlijst:
"Voor het kadaver van een rat ontvangt u een half soeke (21 cent). Voor het kadaver van een muis 1 cent". En eronder staat geschreven: "Vliegen voor niets vangen. U mag niet roken op de slaapzaal".
"Ja, meneer", zegt Peerken, "die naaimachines zijn van de Rockefellerstichting". Hij loopt voor me uit, pakt een prop papier van de grond en gooit die in een ton. Hii laat me ook de kantklosseri] zien, en loopt dan met me naar de overkant. "Ziet u die klas kinderen daar, meneer?". Ik kijk in de aangewezen richting. "Dat is de tuchtklas. Daar zitten onze boosdoeners. Die daar , die gooiden de isolatoren van het elektrisch stuk en die dáár vernielden de bossen van de Heidemaatschappij. En nu mogen we daar niet meer komen, meneer. Dat is triest. Maar ja, Jan Scheefslagers willen ze daar niet. En de vorige week zat er één, die had nog gestroopt ook".
Peerken gaat onvermoeibaar verder: "Alle zalen hebben een naam: de Rubenszaal, de Benoitzaal. Ja meneer, wij Belgen eren onze kunstenaars. Komt u verder". Hij laat me de bibliotheek zien. Erg veel boeken, geschonken door Edenaren. en ook boeken van de S. C. F. Ik zie titels als "Vosthons ", "De Zeschuimers" en "Rozeke van Dalen".
"Weet u wat de S.C.F. is, meneer? De Society of Friends. Die doen hier ook goed werk".
Kokkerellen
Op de donkere gang branden halfwatts lampjes van Stokvis, de technische groothandel uit Arnhem.
In een lokaal is de "Turnkring Leopold" bezig met knotsen en halters. "S.C.F.-knotsen, meneer", zegt Peerken, en zijn hand gaat weer naar zijn hoedje. In een andere zaal staat een muziekkorps de "Ede Marsch II" van Lagrillière in te studeren. "We hebben hier elke week een feest. Alleen vorige week was er niets". Naast de muziek oefenen kinderen een Feeënspel. Met eindeloos geduld wordt het keer op keer herhaald.
"Ik zal u ook nog even onze kookcursus laten zien, meneer", zegt Peerken en hij troont me mee naar een reusachtige keuken waar dames met een minimum aan hulpbronnen moeten leren koken . Peerken tilt een deksel op en vraagt: "Gaat 't goed, Nelleke?", en wil uit de pan snoepen. Maar Nelleke zegt: "Jan mijne man , hou je maar koest en bemoei je niet met dingen waar je niets van weet". Toch kriigt Peerken zijn bal gehakt. "Ja meneer, het is maar een manier van doen", zegt hij en laat het zich goed smaken.
De kamp-encyclopedie
"Wat een mooie jurk heb je aan, Nelleke !" "Wel, bij De Faam in Ede gekocht, Peerken, in de uitverkoop. Het kostte maar eenentwintig cent per meter. Hele mooie satijndril. Maar waarom zou ik jou dat eiqenlijk allemaal vertellen. Jij weet al veel te veel. Je bent net een lopende kamp-encyclopedie. En een vrouwenjager bovendien". Lachend werkt ze hem de deur uit.
Glaasie in Ede
"Dat zand hier is verschrikkelijk", zegt Peerken. "Vooral als het erg waait, want dan zit alles onder". We lopen naar de uitgang. Daar wijst Peerken op een buis met een smalle gleuf: "Sociaal Fonds, meneer. We kunnen het best gebruiken, want gisteren zat er nog maar 47 cent in". Nog even kijk ik naar de ansichtkaarten. Belgen betalen 2 cent, bezoekers 4 cent. Ik neem er twee voor de lezers van de Zandloper en stop een extraatje in de Fondsbus.
Peerken draait weer aan zijn snor en zegt: "Ik loop met u mee naar Ede. Een glaasie nemen voor de gezelligheid". Ik kijk hem verbaasd aan en vraag: "Een glaasie?" "Ja, meneer, want kent u de droom de werkman die zo vaak dronken was? Hij droomde van vier ratten. De eerste was groot en vet. De tweede en derde waren erg mager en de vierde was blind. Zijn vrouw wist niet wat het betekenen kon, maar de zoon wist het wel. 'Die grote vette rat, vader, is de herbergier op de hoek, die gij dikwijls bezoekt en aan wie gij al ons geld geeft. De twee magere ratten zijn moeder en ik en de blinde rat zijt gij, vader". Dan is het even stil. "Wij Belgen", zegt Peerken, "zijn levenslustig, maar heel vaak weten we onze maat niet".
Hij laat zijn uitgangsbewijs aan de poortwachter zien. "Denk eraan, Peerken, voor half zeven terug, want anders vind je de hond in de pot. Dan verbeur je je eten".
Peerken bromt wat, en samen lopen we naar Ede terug.....
J.J.G. van der Pol