De Eerste en Tweede Parkdwarsstraat

Voordat, in het begin van de twintiger jaren, mede door de vestiging van de A.K.U.-fabrieken de huizen van de woningbouwvereniging "Vooruit" verrezen, klopte in de Eerste- en Tweede Parkdwarsstraat, met een onderlinge afstand van ongeveer vijftig meter, het hart van het park Manen, nu al jarenlang Ede-Zuid. Zeker, de Parkweg met een aantal winkels was er, evenals de grote villa's en het Parkhotel even over het station, maar het waren de bewoners van deze dwarsstraten die hun stempel op de omgeving drukten.

Hier waren bij de komst van het garnizoen, in 1906 zes en dertig, door het leger voor die tijd vrij ruime woningen gebouwd, in blokken van acht en tien stuks. Eigenlijk paste deze aaneengesloten, stedelijke manier van bouwen helemaal niet in het toen nog zo landelijke Ede, maar "'t Park", zoals de meeste mensen zeiden, was nou eenmaal anders van opzet dan het oude dorp. De huizen waren in de eerste plaats bestemd vour mensen die binding hadden met het garnizoen en de spoorwegen.

De bewoners waren dan ook vrijwel allemaal import, met levenopvattingen en gewoontes die sterk afweken van het Veluwse patroon. Zij vormden echter al spoedig onder elkaar een hechte buurtgemeenschap, die voor elkaar opkwam, en lief en leed deelde, waar de ene buur, in geval van nood, op de andere kon rekenen. En niet alleen om een kopje suiker of gasmuntje te !enen: de burenhulp ging veel verder.

In geval van ziekte van de huisvrouw werd gezorgd dat het gezin te eten kreeg en werd het huis schoon gehouden. Was ergens een baby geboren dan werden de eerste kleertjes, zodra het kind er uitgegroeid, was aan een vrouw verderop gegeven die nu in verwachting bleek. Op haar beurt deed deze dan later hetzelfde, zodat heel wat kinderen uit de buurt hun eerste levensmaanden hetzelfde truitje en slobbroekje hebben gedragen.

Solidariteit stond hoog aangeschreven: een vrouw werd door haar man niet altijd even netjes behandeld nam men dat niet. Zoiets betekende een schande voor de buurt. Twee mannen werden op de tiran afgestuurd met de boodschap zijn levenswijze te verbeteren, anders werd hij op een donkere avond tot moes geslagen. De man koos eieren voor zijn geld, gedroeg zich voortaan behoorlijk en er ontstond weer een normaal gezinsleven, tot voldoening van de buurt.

Mede door hun opgewekte aard en levensstijl waren de bewoners van de Parkdwarsstraten gek op feestjes bouwen. Niet alleen op Koninginnedag of andere feestdagen, maar ook op een doodgewone mooie zondagmiddag of zomeravond, als het werk gedaan was en de mensen op keukenstoelen voor hun huis zaten, kon iemand met een grammofoon, voorzien van een grote hoorn, voor de dag komen.

Nadat het ding was opgedraaid klonken de vrolijke wijsjes uit die tijd door de straat en werd er naar hartelust gedanst. Dansen kon daar iedereen, zonder ooit les te hebben gehad; de gevorderden brachten hun kennis op de jongeren over.

Als er dan nog, na gezamenlijk lappen, een paar kratten bier op de proppen kwamen, was het feest compleet. Alles bleef echter gemoedelijk en binnen de perken, zodat de politieman uit 't Park, Van den Brink, wel even een kijkje kwam nemen, maar nooit behoefde op te treden.

Geen wonder dat toen l augustus l914 de mo!iilisatie werd afgekondigd en Ede overstroomd werd door militairen deze zich hier in hun vrije tijd thuis voelden. Merendeels waren het gehuwde mannen, die de avonden niet in café's doorbrachten maar bij de bewoners van de Parkdwarsstraten de huiselijkheid vonden die zij nu moesten missen. Vrijwel geen gezin waar niet één of meer militairen gastvnj werden ontvangen om bij een kopje koffie een babbeltje te maken.

Een paar namen van de velen die eens deel uitmaakten van deze buurt willen wij uit de vergetelheid halen. Allereerst wat oud-Indiëgangers zoals Martens, Navest, v. Bemmel, handelaar in alle mogelijke zaken en Kees Abo, die het meer op bietsen hield. Uit Brabant waren met het garmzoen militaire kleermakers meegekomen zoals Buel en Lens, prima vakmensen waar ook de burger zich een pak kon laten aanmeten. Verder Ratelband, die later, aan de Parkweg, een groentenzaak zou vestigen en Gerritsen, als burger in dienst van het garnizoen.

Hij was belast met hert onderhoud van van de schietschijven die gebruikt werden bij de thans verdwenen kogelvangers even voor de Mosselselaan. Hij moest elke ochtend al vroeg uit de veren om tijdig bij de schijvenloods te zijn.

Dan Van Dijk en Looyen; deze laatste pakte alles aan waar waf mee te verdienen viel; in de zomermaanden trok hij naar Zuid-Holland om gras en rogge te maaien waardoor hij weken lang van huis bleef.

Wat een bekende namen stammen uit deze buurt: Prette, de vader van de latere garagehouder, Jacobsen die met behulp van zijn zoons alle mogelijke kranten en tijdschriften bezorgde, en niet te vergeten de grappenmaker Oudsen. Indien er vreemden in de buurt waren, maakte hij zich altijd bekend als "Oudste, van Ede", waardoor bij sommige bezoekers de mening postvatte dat, als deze man al de oudste uit het dorp was, het hier ongetwijfeld geen gezond wonen zou zijn.

Met de vele ongenoemden hadden deze mensen, ondanks de diverse pluimage, één gemeenschappelijke eigenschap: een zwak voor hun kinderen. Niet dat die zachtzinnig werden opgevoed, integendeel, maar een buitenstaander moest van ze afblijven. Als zij kattekwaad hadden uitgehaald regelden de ouders dat zelf wel, daar had zelfs agent Van den Brink niets mee te maken. De ouderen deden alles om hun spruiten prettig bezig te houden; waar nu het Regentesseplein is lag een braak stuk grond waar diverse vaders hun kinderen in de avonduren hielpen een wielerbaan uit te zetten, met opgehoogde bochten.

Nadat het geval klaar was, hielden de jongens op hun oude, gammele fietsen onderlinge weastrijden, luid aangemoedigd door de hele buurt. Meestal werd de winnaar met een reep chocolade beloond, maar op zekere avond stelde Oudsen een fraaie bokaal beschikbaar. Na talrijke ritten kwam tenslotte de winnaar uit de bus, dit zich trots bij Oudsen meldde. Uit diens handen ontving hij een groot pak; opgewonden rukte de jongen het papier er af om daarna, tot grote hilariteit van alle aanwezigen, een gedeukte emaille nachtspiegel in de handen te houden; dergelijke grapjes kon men hier erwachten.

Met medewerking van enkele ouderen werd er een voetbalclub opgericht, "De Zwaluwen". De kapper annex textielhandelaar Van Veldhuizen leverde, in een royale bui, de jongens gratis shirts. Deze waren horizontaal blauw-wit gestreept, waardoor de buurt altijd sprak van hun Sing-Sing jongens, naar de destijds bekende Amerikaanse gevangenis.

Op het reeds eerder genoemde braakliggende terrein traden af en toe de vaders tegen hun zonen in het strijdperk onder het motto: "Oude tegen jonge Zwaluwen", tot groot vermaak van de Parkdwarsstraatbewoners. Met uitgetrokken jassen werd het doel aangegeven, waarbij werd opgelet dat de keeper, door ongemerkt de kledingstukken wat op te schuiven, zijn doel niet kleiner maakte. De jeugd was natuurlijk veel vlugger, maar de vaders hielden dat in evenwicht door ruimschoots gebruik te maken van hun grotere lichaamskracht, ook al betrof het een eigen zoon. Slap optreden maakt slappe kinderen.

Soms trokken "de Zwaluwen" op zondagmiddag naar de hei waar aan de Sijsselselaan een soort zand- en grintveld lag ten behoeve van de militairen. Daar werd dan gespeeld tegen een dito stel jongens uit het dorp, verenigd onder de welluidende naam "Rode Duivels". Het werden ware veldslagen. Zoals reeds gezegd, dorp en Maanderpark lagen elkaar niet zo best, en de jeugd nam dat gretig over.

Kleedkamers waren een overbodige luxe. Het zondagse pak werd onder een vliegden gelegd, in de hoop dat er geen regenbui zou vallen, en bewaakt door wat kleinere jongens die als supporter waren meegekomen,

Een scheidsrechter was er evenmin, maar dat werd opgelost door de eerste helft een supporter van "de Zwaluwen" te laten fluiten en na de rust een man van de "Rode Duivels". Logisch gevolg dat deze laatsten de eerste drie kwartier het nodige kregen te incasseren. De man met de fluit deed zelfs bij de grofste overtredingen alsof zijn neus bloedde, waarvoor de dorper jongens later, nu gesteund door hun eigen man, grondig revanche namen. Mede door de vele keien op het veld kwam na afloop vrijwel geen speler ongeschonden uit de strijd.

Och, het is allemaal lang geleden, maar er leven gelukkig nog mannen. zij het inmiddels op leeftijd gekomen, die als jongen bij "De Zwaluwen" voetbalden, en veel meer mensen die hun jeugdjaren in deze buurt doorbrachten. Zij allen denken met een tikkeltje weemoed terug aan de beide Parkdwarsstraten. Het woningcomplex werd later door de A. K.U. overgenomen, en in september 1944 zwaar getroffen door het bombardement in de omgeving van de Parkweg.

Vrijwel de gehele Tweede Parkdwarsstraat verdween, waarbij niet minder dan elt doden te betreuren waren. Deze huizen werden nooit weer opgebouwd, de straat verdween, terwijl de Eerste Parkdwarsstraat werd omgedoopt tot Willem Witsenlaan. Hier waren twee huizen ten offer gevallen, zodat nog precies de helft van het oorspronkelijke aantal woningen, een blok van tien en een van acht overbleef.

Enkele jaren geleden zijn ook de tien woningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw, zodat thans nog alleen het blok van acht de herinnering aan deze eens zo bewogen buurt levendig houdt.

H. J. Nijcnhuis.- Ede Stad 3 september 1980