Nu een gedeelte van de Telefoonweg een ingrijpende verandering ondergaat is het wel aardig wat te vertellen over de bewoners van de huizen aan deze straat die reeds zijn verdwenen. We bedoelen het rechtergedeelte vanaf de spoorwegovergang bij de Nieuwe Stationsstraat tot aan de Brouwerstraat. Weliswaar werd hiervan reeds melding gemaakt bij de ingebruikname van het Kuiperplein, maar we wilden wat verder teruggaan, zo tot rond de eeuwwisseling, toen deze bewoners, vrijwel alle kleine middenstanders, zich hier vestigden.
Deze weg, destijds nog een zandweg, stond in de vorige eeuw bekend als Achterdorpseweg tot de gebroeders J. en G. van Laar - die respectievelijk hotel "Welgelegen" bij het station en "De Posthoorn" in het centrum beheerden- besloten, ten einde gemakkelijker onderling contact te houden, een particuliere telefoonlijn te laten aanleqqen. Deze liep via Stationsweg en Achterdorpseweg naar ,,De Posthoorn"; reden voor de heer L. Romijn tijdens een raadsvergadering van 1881 te verzoeken de naam van laatstgenoemde weg te veranderen in Telefoonweg, waarmede de raad accoord ging. Vanaf de spoorwegovergang rechts afslaand, kwam men allereerst bij Aart van Ingen, geboren Edenaar, die op deze hoek in 1896 een woonhuis met winkel en bakkerij liet bouwen. Aan concurrentie ontbrak het niet, maar Van Ingen verschafte zich een voorsprong door zijn produkten met kar en hit te bezorgen, terwijl zijn collega's achter de bekende bakkerskar sjouwden. Hij was dan ook danig trots op zijn viervoeter en beweerde dat het dier sneller was dan een fietser.
WEDDENSCHAP
Om dat bewijzen sloot hij eens een weddenschap af met een sergeant van de Infanterie, die over een dienstrijwiel beschikte. Op een juni-avond in 1916 vond de wedstrijd over een afstand van één kilometer plaats, op de Bennekomseweg. Een plaatselijk blad en klepperman Van der Meijden hadden er de nodige bekendheid aangegeven, zodat een talrijk publiek, onder wie veel militairen, aanwezig was. Onder enorme toejuichingen wist de bakker lange tijd aan de leiding te blijven, maar uiteindelijk was de afstand voor de hit net iets te lang; de sergeant won, dank zij een sterke eindspurt.
De buurman van de snelle bakker was Reinier Kok, eigenlijk schilder van beroep, maar die overschakelde naar, wat men vroeger noemde, het barbiersvak. In die jaren kwamen bij de kapper in hoofdzaak scheerklanten: twee maal in de week, woensdagavond en zaterdagmiddag moest de baard er af. Veiligheidsmesjes waren nog onbekend, en slechts een enkeling beschikte over een scheermes, dus was men wel op de vakman aangewezen. Het werd een genoeglijke zaak, later voortgezet door zijn zoon, bij wie vooral veel oudere Edenaren kwamen, die tijdens het wachten dorpsnieuwtjes en sterke verhalen uitwisselden.
SLAGERIJ
Naast deze kapper vestigde zich in 1904 de slager Fokkens, die een eigen slachtplaats bezat. Hij kocht koeien en varkens persoonlijk van de boeren waardoor de klanten altijd van kwaliteitsproducten verzekerd waren. Om de vleessoorten voor bederf te behoeden, beschikte Fokkens (vriesinstallaties waren nog onbekend) over een speciale koelkast waarvoor de vrachtrijder Van Holland twee maal per week massieve staven ijs kwam brengen. Winkeliers maakten in die tijd lange dagen: de slagerij Fokkens was geopend van 's 's morgens acht tot 's avonds acht; op zaterdagavond zelfs tot tien uur, waarna nog het nodige schoonmaken en opruimen volgde. Ook deze zaak is later nog jarenlang door zoon Roelof gedreven. Na bakker, kapper en slager volgde de groentenman Marinus Hey, een opgewekte man die zijn klanten, ook al was het al ver in de middag, steevast begroette met : "Goede morgen, lekker weer vandaag."
Zijn opvolger werd C. A. Breedveld, gehuwd met G.G. v.d. Meyden. Bij dit echtpaar werd, op 28 april 1943, de veertigduizendste inwoonster van de gemeente Ede geboren. Het was echter oorlogstijd, met een NSB burgemeester, waardoor dit feit minder de aandacht trok. De groenteboer Breedveld is niet oud geworden en ook hier was het een zoon die het bedrijf voortzette terwijl moeder Breedveld nog tot op gevorderde leeftijd in de winkel te vinden was.
In 1905 kwam aan dit stukje Telefoonweg en geheel, voor Ede althans, nieuw bedrijf: een jonge Amsterdammer, E. Hossevoort, vestigde zich hier als steenhouwer. Een vak met toekomst, want, naast grafzerken kwamen de marmeren schoorsteenmantels in diverse uitvoeringen in zwang. Hossevoort bewoog zich ook in het openbare leven en was in ons dorp al gauw ingeburgerd. Hij was medeopzichter en jarenlang bestuurslid van de Edese IJsvereniging en de stuwende kracht bij het organiseren van pluimveetentoonstellingen.
ONGEZOND
Steenhouwer zijn betekende in die jaren wel uitoefenen van een ongezond vak: het harde materiaal werd uitsluitend met beitel en harrier bewerkt en zorgde, daar van enige afzuiging nog geen sprake was, voor het nodige stof in de longen. Wellicht daardoor overleed Hossevoort in 1928, amper vijftig jaar oud. Ook hier weer een zoon als opvolger, Anton Hossevoort die eveneens de nodige bekendheid in het dorp bezat. Hij was een groot duivenliefhebber en enthousiast lid van de Chr. gemengde zangvereniging "Excelsior".
Het pand naast de steenhouwer werd aanvankelijk bewoond door ene Lammers, een specialist in het vlechten van heimandjes. Als in augustus de heide in bloei stond, gingen deze huisvlijtproducten bij inwoners en vakantiegangers grif van de hand.
HUIS EN HAARD
In de twintiger jaren kocht Jan Scherrenburg dit huis en begon er zijn woninginrichting "Huis en Haard", een bedrijf dat later onder leiding van zijn zoons, een enorme vlucht zou nemen. Nu komen we aan het oudste huis van dit stukje Telefoonweg waar reeds in 1870 de boswachter Cornelis Staf woonde. Hij was de vader van de later zo bekend geworden bosbeheerder Hendrik Staf, waarvan een zoon, ook weer een Cornelis, nog een tijd lang minister van defensie is geweest.
De volgende bewoner van dit huis was de melkboer Lam, gehuwd met Jans van Maurik. De twee hebben een werkzaam leven qekend: elke morgen moest allereerst de melk, die Lam betrok van boer Jansen aan de Paasbergerweg, gehaald worden. Daarna litersgewijze de klanten bedienen om aan het eind van de dag de bussen grondig schoon te maken.
Het volgende dubbele huis was van veel latere datum, aan één kant bewoond door de familie Prette. Deze man bezat een garagebedrijf aan de overzijde van de straat, maar heeft ook bekendheid gekregen doordat hij ons dorp, zij het voor korte tijd, met een paardentram verrijkte.
PAARDENTRAM
Rond de eeuwwisseling werd in ons land van een dergelijk vervoersmiddel veel gebruik gemaakt en ook in Ede zijn pogingen ondernomen om op deze manier een verbinding tussen station en dorp tot stand te brengen. Het is nooit zover gekomen. maar in de oorlogsjaren, toen benzine steeds schaarser werd, charterde Prette een bus, spande daar een paard voor en met Wildeboer als koetsier, kon men zich, tegen betaling van vijftien cent, voortaan naar het station en omgekeerd laten rijden. Het werd geen succes en na een half jaar verdween de eerste en enige paardentram die Ede heeft gekend, van het toneel.
Aan de andere zijde van de weg woonde o.m. de weduwe Verschuur-Donkelaar, moeder van de nu volgende kruidenier. In 1903 kwam Peter Verschuur uit Scherpenzeel naar Ede en vestigde zich aan de Telefoonweg. Een van zijn kinderen, G. J. Verschuur begon daar later een kruidenierszaak, waarvoor de voorkamer als winkel werd ingericht. Het werd een gemoedelijke, ouderwetse zaak, met rinkelende bel en de eigenaardige geur van, in een betrekkelijk kleine ruimte opgeslagen, diverse soorten levensmiddelen.
Huismoeders kwamen er graag, er was altijd gelegenheid voor een gezellig babbeltje, terwijl bestelde boodschappen door Verschuur, zonder enige prijsverhoging, thuis werden bezorgd. Voor de afwisseling, naast de kruidenier nu eens een niet-zakenman, B. Jansen, telg uit de bekende wagenmakers- en kolenhandelaren familie. Jansen was in dienst bij de toenmalige Ned. Centr. Spoorwegmij. en overwegwachter bij halte Ede-Gemeentehuis.
Vandaar moest hij niet minder dan vijf overgangen bedienen, Brouwerstraat, Molenstraat; Amsterdamseweg, en van twee paadjes die de verbinding vormden tussen Not. Fischerstraat en Telefoonweg (het molensteeegje, met de smalste door spoorbomen beveiligde overweg van Nederland, en bij de halte Ede Gemeentehuis. Op vrijdag 29 maart 1935 mocht deze sympathieke man zijn vijfentwintig jarig jubileum vieren.
Nu belanden we bij de kolenhandel van Roetert Melissen, die begon met een sleperij maar tot de ontdekking kwam dat er ook in brandstoffen wat te verdienen viel. Hij huwde in 1935 met Johanna Margaretha Brussen maar stierf reeds drie jaar later. De jonge weduwe ging niet bij de pakken neer zitten, maar met behulp van personeel bleef de zaak draaien tot de komst van het aardgas de ondergang van vrijwel alle kolenboeren betekende .
Tot besluit, op de hoek met de Brouwerstraat, bakker P. A. Neuman die deze zaak in 1913 over nam van E. J. Capelleveen. Het was een ruim pand: naast de bakkerswinkel ook nog een kruidenierszaak waar moeder Neuman en later één van de dochters de scepter zwaaide. De meeste bekendheid heeft Neuman gekregen door zijn beschuitfabriek waarvoor hij een speciale vertegenwoordiger in dienst had, die in de wijde omgeving bestellingen opnam en heel modem, per auto afleverde.
In de goede jaren had Neuman alleen in deze tak van het bedrijf twaalf tot veertien mensen in dienst onder leiding van de later zo bekend geworden "Sparta man" W. Teunissen.
Tijdens de St. Nicolaasweek werden 's avonds in de bakkerij schiet- en sjoelwedstrijden gehouden, waar men tegen een kleine inzet een grote speculaaspop kon winnen, en die zeer populair waren. In het begin van de vijftiger jaren deed Neuman zijn zaak over aan Admiraal en heeft zich daarna nog enige tijd belast met het rondbrengen van medicijnen voor apotheek Puper. Dit waren wat simpele gegevens over mensen die eens aan de Telefoonweg woonden en waarvan verschillende namen bij de oudere generatie nog goed in het geheugen liggen.
H. J. Nijenhuis, Ede-Stad 09/03/1988