EDESE COURANT 04/01/1986 [Verz. Nijdam] JACHT
Uit d’ Oude Doos
Jachtrecht
Als in het najaar de jacht werd geopend, kwam er in ook onze omgeving de nodige bedrijvigheid in bossen en natuurgebieden. Mensen, vanzelfsprekend met een goede beurs, konden jaarlijks een bepaald stuk grond pachten om daar, al dan niet met behulp van drijvers, te gaan jagen. Dan werden vrienden en kennissen uitgenodigd om gezamenlijk het geluk te beproeven en er een gezellig dagje van te maken.
Ook de gemeente Ede verpachtte voor dit doel diverse terreinen, die daardoor nog enigszins rendabel werden. Zo had de heer P. Tulp, één der firmanten van de bekende houthandel, ingaande 1 mei 1931, voor een periode van drie jaar, plus drie optiejaren, een stuk gemeentegrond in Otterlo gepacht voor honderd gulden per jaar.
Nog voor de eerste termijn is verstreken, in 1933, werd juist op dit terrein, bedoeld als werkverschaffingobject, begonnen met de aanleg van een vijver De Zanding. Nu was de wildstand in deze omgeving toch al niet geweldig, maar de aanwezigheid van een groot aantal grondwerkers met hun materiaal deed het nog wel aanwezige wild naar rustiger plaatsen omzien.
Uiteraard allerminst naar de zin van de heer Tulp. Dus diende hij een verzoek in bij de gemeente om hem, gezien de gewijzigde omstandigheden, te ontslaan van zijn verplichtingen als pachter. Het advies werd tijdens de raadsvergadering van 16 juni 1933 behandeld. B en W wilden het verzoek slechts gedeeltelijk inwilligen, daar slechts op een deel van het door de heer Tulp gepachte terrein werkzaamheden werden uitgevoerd. Daarom stelde het College aan de gemeenteraad voor de pacht te halveren en dus op vijftig gulden per jaar te brengen.
De heer Van Hunnik kon zich met dit standpunt verenigen, al zal de pachter nu wel niet van die drie optiejaren gebruik maken. “Gehuurd is gehuurd”, stelde de heer Van de Bospoort zich keihard op, “het getekende contract is en blijft drie jaar van kracht”. Daarmee was de heer De Klein het niet eens. De heer Tulp kon naar zijn mening rustig stellen, dat hij een jachtterrein gehuurd had en geen vijver met toebehoren.
De heer Pereboom onderstreepte deze mening: als B en W in geval van contractbreud zouden procederen, kregen zij geen voet aan de grond. Nog meerdere raadsleden spraken in deze geest, waarna het voorstel van B en W zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen, zodat de heer Tulp voortaan voor half geld kon jagen.
Overigens kreeg deze raadsvergadering een merkwaardig slot. In die jaren deden geruchten de ronde over onregelmatigheden bij het gemeentelijk gasbedrijf. Deze hielden de plaatselijke gemoederen danig bezig en tijdens de rondvraag werden diverse vragen omtrent deze kwestie gesteld. Er ontstond zelfs een vrij verward debat, waaraan de burgemeester een eind maakte door te verklaren, dat alle opwinding nutteloos was, daar tijdens een rondvraag toch geen spijkers met koppen konden worden geslagen. Toen de heer Van Hunnik even later toch nog een vraag afvuurde, bleek tot ieders verrassing de voorzittersplaats leeg te zijn. Burgemeester Creutz was het niet ter zake doende geklets beu en was ongemerkt verdwenen,
Ten einde raad bezette de locoburgemeester de voorzittersplaats, reageerde niet op de vraag van de heer Van Hunnik, nam wel de hamer en gaf een forse klap op tafel, de vergadering voor gesloten verklarend. Ook een manier om van lastige vragen af te komen.
H.J. Nijenhuis