Zo was eens het Maandereind - deel 1

Nu het winkelcentrum “De Maanderpoort” haar voltooiing nadert en extra aandacht aan het Maandereind verleent, is het wel aardig om na te gaan wat voor mensen in dit stuk dorp zo’n vijftig à zestig jaar geleden woonden, uiteraard zonder volledig te kunnen zijn. Ook hier wisselde de bevolking, heel wat oude panden zijn verdwenen en verschillende namen in het vergeetboek geraakt.
De naam Maandereind is al heel oud en sloeg op het feit dat deze weg uiteindelijk naar de buurt Maanen leidde. Voor de eeuwwisseling stonden er slechts wat bescheiden arbeiderswoningen waartussen zich geleidelijk zakenmensen vestigden, vooral na de komst van het garnizoen.

Beginnen we vanaf de kruising Arnhemseweg/Nieuwe Stationsstraat met de Grotestraat aan de rechterzijde, dan bevond zich op de hoek van de Nieuwe Stationsstraat allereerst café en restaurant Romijn. Er was een ruime gelagkamer, waar de meestal oudere bezoekers in alle rust een kaartje konden leggen of biljart spelen. De kastelein was zeer gesteld op zijn goede naam; in zijn zaak heerste rust en orde. Wilden jongelui de bloemetjes buiten zetten, dan moesten zij dat maar elders doen. Naast het café dreef Romijn een slijterij; het bestelde werd aan huis bezorgd door één van de jongens die men op gezette tijden met één of meer flessen onder de arm door het dorp zag lopen. In hetzelfde pand bevond zich tevens een schildersbedrijf geleid door een tweede zoon.

Naast de slijterij lag de sigarenzaak van de heer Foeken, daarna het woonhuis van Derk en Mijntje Stap, de bekende smid; later Kruithof en de Kloet. De smederij, een grote schemerige ruimte, af en toe beter verlicht als de blaasbalg het vuur aanwakkerde, lag wat terug van de straat. In een zijmuur waren stevige haken aangebracht waaraan paarden werden gezet die beslagen werden, destijds een belangrijke bron van inkomsten voor de smid.
Voor lastige viervoeters beschikte Sap over een soort ijzeren kooi waarin het paard werd geplaatst en zodoende geen ongewenste trappen kon geven. Nu volgde een steeg die Maandereind en Telefoonweg verbond, in de volksmond, naar de smid, Stapsteeg genoemd, maar later mede door de zaak waar wij nu komen, ook bekend als “Kolensteegje”.

Omstreeks het midden van de vorige eeuw begon Hent Jansen aan het Maandereind een wagenmakerij. Complete wagens in diverse uitvoeringen, maar ook onderdelen als bomen, wielen en spaken, alles nog handwerk, werden hier vervaardigd. Na zijn overlijden zetten twee zoons Mees en Hendrik het bedrijf voort en deden geleidelijk houtbewerkingsmachines hun intrede. Aan werk geen gebrek, tot de oorlog uitbrak en zij gevorderd werden voor de Wehrmacht te werken. De gebroeders bedankten voor de eer en sloten eenvoudig de zaak.

Na de bevrijding waren de omstandigheden sterk gewijzigd en de twee besloten, mede gezien hun leeftijd, het bedrijf op te heffen, waardoor in ons dorp opnieuw een oeroud ambacht verdween. Oudere lezers zullen zich ongetwijfeld de afrastering van het tuintje voor het huis nog herinneren dat Jansen voor geen geld aan de gemeente wilde afstaan en waarvan het draaihekje gemaakt was in de vorm van een wagenwiel. Diezelfde H. Jansen besloot in 1901 tevens zijn geluk in de kolenhandel te beproeven, aanvankelijk op bescheiden schaal. Per kruiwagen en handkar werd het bestelde thuisbezorgd, maar al spoedig verschenen paard en wagen en groeide het bedrijf uit tot de grootste brandstoffenhandel van Ede. De opslagplaatsen aan genoemd steegje werden regelmatig uitgebreid terwijl na de oorlog de voormalige wagenmakerij als kantoorruimte dienst deed. Met de komst van het aardgas verdween de vraag naar antraciet, cokes en briketten en thans is deze omgeving dusdanig veranderd dat men moeite heeft de vroegere situatie voor de geest te halen.

De buurman van de Jansens was een tijdlang de heer Kautzman. Hij dreef een winkel in speelgoed, feestartikelen en vuurwerk en woonde op de Klinkenberg, dicht bij het zandgat thans Openluchttheater in een houten huis dat heel bescheiden als “’t Schuurke” was gedoopt.

Opnieuw een naam die nog in het geheugen ligt, de fam. Kloosterboer waarvan een dochter, Toos, bij L. van Zoelen werkte die een textielzaak in de Grotestraat bezat. Na opheffing van deze zaak zag Toos haar kans en begon in de ouderlijke woning een winkel in textiel en kinderkleding onder de naam “De Vlijt”, daarbij na het overlijden van de ouders, geholpen door zuster Aaltje. De dames Kloosterboer werden een begrip voor Ede, mede door hun prima goederen en bemiddellijk optreden. De kleinste aankoop werd nog altijd beloond met een pepermunt en had een huisvrouw een kaartje knopen gekocht, dan kreeg zij desgewenst garen en naald mee om deze aan jas of mantel te zetten.
Zij adverteerden regelmatig in de plaatselijke krant met o.m. het volgende: “Heden ontvangen de nieuwste strohoedjes voor jongens en meisjes”.

Vervolgens een dubbel pand met Kruif de groenteboer en boekhandel Frouws, opnieuw een naam om even bij stil te staan. Deze man afkomstig uit Friesland, vestigde zich in 1909 aan het Maandereind als drukker boekhandelaar.
Een jaar later kwam hij op het idee om Ede en omgeving met een plaatselijke krant te verrijken. Op 1 april 1910 verscheen onder de naam: “Nieuws en advertentieblad voor Ede”, het eerste nummer, gedrukt op een oude pers van 1850, die het nog wel eens liet afweten. Het blad voorzag in een behoefte de oplaag steeg geleidelijk; in 1918 werd de naam gewijzigd in “Edese Courant”, terwijl men in 1927 verhuisde naar een gloednieuw gebouw aan de Stationsweg.

Opnieuw een dubbel woon-winkelhuis met Kranenburg de rijwielhandelaar die later naar de overkant verhuisde en wij straks op terugkomen en Gerritsen de zadelmaker.Hier begon B.H.J. ten Ham een schoenenzaak, die na ettelijke verbouwingen uitgroeide tot een overbekende winkel. Maar niet hierdoor alleen is Ten Ham een opmerkelijke figuur geworden. Jarenlang had hij voor de C.H.U. zitting in de gemeenteraad en maakte deel uit van talrijke plaatselijke instellingen. In het pand van genoemde Kranenburg, hebben de gebrs. v. Leusden, één van hen was tevens specialist in het repareren van vuurwapens, een zaak van rijwielen en aanverwante artikelen gedreven later opgevolgd door de heer Groenhuizen.

Thans volgen een aantal bescheiden zakenmensen met dito winkels die, zonder uitzondering, hard voor het dagelijks brood moesten sappelen. Om wat namen uit de vergetelheid te halen: de joodse slager Salom, vishandel Bouwman, loodgieter Ettikhoven en pal naast elkaar twee bakkers, Lammert Koops en Driekus v. Ingen. Dan volgde metselaar K. Thomas, de meubelinrichting en behangerij, ook al naar de overkant vertrokken en de kruidenierswinkel “De Koffiebaal” van Joh. Kool.

Deze bezat als buurman de heer K. Petersen, “het centrale kledingmagazijn” en volgens zijn advertenties het aangewezen adres voor heren en kinderkleding. Het echtpaar bevond zich constant in de zaak, overigens niet geheel ten onrechte. Na een paar passen in de winkel te hebben gedaan, stuitte men op een verraderlijk opstapje naar het verdere gedeelte van de zaak. Maar mevrouw Petersen had zich op dit punt opgesteld om klanten voor een onverwachtse struikeling te behoeden. De heer Petersen had één zwak; hij wilde voor geen geld uit de etalage verkopen. Had een klant daarin iets van zijn gading ontdekt, dan zei hij rustig “Kom over veertien dagen maar terug als wij een nieuwe uitstalling hebben gemaakt”. Behalve als zakenman is deze man ook voor het verenigingsleven in ons dorp van betekenis geweest o.a. bestuurslid van “Sparta”, de Edese ijsvereniging en de middenstandsvereniging.

Wij komen nu bij Post, de kapper aanvankelijk bedoeld als tweede zaak van de bekende Zomerhuis aan het begin van de Grotestraat; later werd Post geheel zelfstandig en verhuisde ook al naar de overkant. In die jaren vielen de beste uren voor een kapper in de avond; sluitingstijden waren nog onbekend terwijl de werkende man overdag wel iets anders had te doen dan bij de kapper te zitten. Zo kwam bijv. slager Blokker elke avond pas tegen half elf, als zijn eigen zaak gesloten en opgeruimd was, om zich te laten scheren. Daarna werd de kappersleerling nog naar café “Centraal” gestuurd om te informeren of zich daar nog mensen bevonden die van zijn diensten gebruik wilden maken wat nog al eens voorkwam, zodat het vaak middernacht was eer Post de deur kon sluiten.

Wij noemden hem reeds, slager Blokker was de buurman van Post. Piet Blokker, zijn vader, had zich in 1888 te Ede gevestigd, aanvankelijk aan de Molenstraat, later Grotestraat hoek Driehoek. In 1921 nam zijn zoon Marinus Blokker de zaak over en trok naar het Maandereind, waar deze zij het geheel gemoderniseerd, nu zestig jaar later, nog altijd is gevestigd.

Opnieuw een fietsenmaker Jansen: na diens vertrek naar de Telefoonweg begon de heer Koch v.d. Linden hier een sigarenzaak “Diana” genaamd. Deze man, beroepsmilitair, was een uitstekend schermer maar verwierf vooral bekendheid door zijn optreden bij de toneelver. “Advendo”. Daar trad hij op als regisseur en hoofdrolspeler bij vele stukken die genoemde vereniging op de planken bracht.

Na nog twee namen uit het volgend piepkleine winkeltje vermeld te hebben, Jan Jansen, sigarenzaak en kapper Dick Reyman, komen wij ter afsluting bij café “Centraal”. De eigenaar Jan Gazenbeek bezat een goedbeklante zaak waar veel Edenaren en van daarbuiten (er kwamen nog al wat dienstplichtige militairen) prettige herinneringen aan bewaren. Jan kon zich wat onverschillig voordoen maar bezat een medelevend hart, was zeer populair en niet aan het Maandereind weg te denken. Vermelden wij nog even de gemeentepomp die op het pleintje voor het café stond en waar de bewoners uit de omgeving hun water kwamen halen om een volgend maal langs de andere kant, in omgekeerde richting terug te keren.

H.J. Nijenhuis EDE STAD 11/11/1981