H.J. Nijenhuis, die veel verhalen over het Ede van vroeger schreef, was een enthousiast lid van de vereniging Oud Ede. Hij schreef t.g.v. het zestigjarig bestaan van de verening een beknopte , maar toch volledige geschiedenis van de vereniging. Die tekst staat hieronder.
Nu "Oud Ede", anno 1984, haar zestig jarig bestaan herdenkt, is het wel aardig wat herinneringen op te halen uit de beginjaren van onze vereniging.
Oprichting
Op 10 september 1924 kwamen de heren H. Staf, A. v.d. Craats, H.J. Bellen, J.A. Eygenraam en P. Sibbles ten huize van laatstgenoemde bijeen, teneinde te komen tot oprichting van een oudheidkundige vereniging. Tijdens de volgende vergadering, een goede maand later, 14 oktober 1924, waarbij ook notaris Fischer aanwezig was, kreeg de zaak haar beslag. Als naam werd "Oud Ede" aangenomen, met als doelstelling het bestuderen, onderzoeken en vastleggen van gegevens uit archieven, buurt- en kerkboeken en verder van alle mogelijke zaken van belang om voor het nageslacht bewaard te blijven.
De heer Fischer werd benoemd tot voorzitter, hij zou deze functie tot zijn overlijden (December 1946) bekleden, terwijl de heer Sibbles als secretaris fungeerde. De contributie werd vastgesteld op vijf gulden per jaar, waarmede een en ander organisatorisch voldoende was geregeld en de heren aan de slag gingen. Onmogelijk konden zij toen beseffen hoe hun vereniging zou uitgroeien, maar hadden daar blijkbaar ook geen behoefte aan. Immers gewoon als lid toetreden bleek onmogelijk: men moest allereerst voldoende interesse tonen en kon dan op een vergadering worden voorgedragen. In dat eerste viel deze eer slechts twee mensen ten deel: n.l. de heren C.W. v. Kooten uit Ederveen en L.C. Schreuders te Nederwoud. Eerstgenoemde nam zijn benoeming aan, maar moest later, door vertrek uit de gemeente, bedanken, terwijl meester Schreuders het voorrecht in beraad hield. Pas op de vergadering van 29 september 1932 wordt hij, na zijn pensionering en verhuizing naar Ede, werkend lid en vervangt, als onderwijsspecialist de inmiddels overleden heer Eygenraam. De heer Schreuders heeft heel wat nasporingen verricht en deze in verschillende artikelen gepubliceerd, terwijl tevens van zijn hand het bekende boek "Rond de grijze toren" verscheen.
Als men het, trouw bewaarde, kasboek uit die eerste jaren bekijkt, wordt het begrijpelijk waarom geen penningmeester was benoemd: dat deed de secretaris er wel even bij. Zo vermeld het financiële jaaroverzicht van 1927 aan inkomsten: zeven maal vijf gulden als contributie plus een tientje van de enige begunstiger, de heer v. Eeghen, bewoner van "de hoge Paasberg". Daar stond een uitgave van zes gulden tegenover, contributie aan de oudheidkundige vereniging ,,Gelre", zodat het jaar afsloot met een batig saldo van negen en dertig gulden. Onkosten waren er vrijwel niet: voor de maandelijkse bijeenkomsten fungeerden de leden bij toerbeurt als gastheer waar dan de vrouw des huizes wel voor koffie zorgde. Op deze vergaderingen werden onderwerpen van de meest uiteenlopende aard aangesneden en uitgediept. Als een inleider erg breedsprakig was, wat met enkelen vaak het geval bleek, en het te laat werd besloot men een volgend maal er mee door te gaan. Elk van de leden bezat zo zijn eigen specialiteit: de heet Staf wist alles over bossen en grondbeheer: de heer Eygenraam, hoofd van de Chr. school aan de Telefoonweg, behandelde het onderwijs in vroeger jaren, kapt. Bellen, die later naar Assen werd overgeplaatst, deed altijd enthousiast over zijn opgravingen, notaris Fischer kende, mede uit hoofde van zijn beroep, heel wat oude villa's; gebouwen en de eigenaars, de heer v.d. Craats was van oudsher bekend met het postwezen, terwijl de heer Sibbles nauwgezet alle mogelijke archiefstukken bestudeerde.
Verzameling
Tijdens een bijeenkomst op 28 april 1925 worden de eerste bezittingen getoond, geschonken door de erfgenamen van burgemeester v. Borssele: het wapen van Ede, in zilver uitgevoerd, een album met foto's en een afbeelding van de oude kerk uit ca. 1660. Dit eerste begin van een verzameling die in de loop der jaren enorm zou uitgroeien, werd in de kluis van not. Fischer veilig opgeborgen. Op 13 maart 1928 werd, om aan de vereniging meer bekendheid te geven, een openbare vergadering in "Het Hof van Gelderland" gehouden, waar ruim dertig belangstellenden kwamen opdagen. Voorzitter Fischer zette het doel van "Oud Ede" uiteen en kapt. Bellen vertelde een en ander over zijn opgravingen in onze omgeving, waarvan verschillende resultaten op een taf el lagen uitgestald. Er werd niet vermeld of deze bijeenkomst nog nieuwe begunstigers heeft opgeleverd. Leden in ieder geval niet want dat bleef nog altijd een merkwaardige zaak. Tot aan de tweede wereldoorlog duiken nog slechts twee namen van mensen op die deze eer werden waardig geacht, meester Buisman en de heer v. Hemessen. De selectie bleef streng: enkele, heus niet de eerste de beste, Edenaren werd het lidmaatschap geweigerd, daar men weinig verwachtingen van hen had. Men kon geen mensen gebruiken waar niets van uitging; zo deelde de voorzitter tijdens de vergadering van 23 maart 1937 mede, dat de heer Hemessen niet langer als lid gehandhaafd kan blijven. Hij verzuimt voortdurend de bijeenkomsten en toont geen enkele inzet voor het verenigingswerk. Krasse taal, die thans, anno 1984 niet veel bestuurders voor hun rekening durven nemen.
Door het naarstig speuren en vastleggen van alle mogelijke zaken, ontstond geleidelijk een beeld van het vroegere Ede. Teneinde deze gegevens onder een ieders bereik te brengen, werd besloten die in boekvorm uit te geven. Bij diverse drukkers werd prijsopgaaf gevraagd; de aanbiedingen liepen nog al uiteen en variëerden van f 920,-- tot f 450,-- bij een oplaag van duizend stuks. Begin maart 1933 was het zover; op een speciale bijeenkomst kon een - terecht - trotse heer Sibbles, hij had het leeuwedeel van de samenstelling voor zijn rekening genomen, elk lid een exemplaar van "De Geschiedenis van Ede, deel I" aanbieden. Het boek behandelde het kerspel Ede: voor de volledigheid, nog voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog verscheen deel II, het ambt en de gemeente Ede en later nog een derde deel met uitgebreide informatie over de kerkdorpen en buurtschappen. Helaas verliep de verkoop niet zo vlot als men verwacht had, maar het valt niet te ontkennen dat de pioniers van "Oud Ede" drie werken van onschatbare waarde hebben nagelaten, die tot vandaag aan de dag, voor velen nog altijd een bron van inlichtingen vormen.
Museum
Door schenking, uit nalatingsschappen en door opgravingen, kreeg "Oud Ede" zoveel bezittingen dat naar een geschikte opslagruimte moest worden omgezien. November 1936 komt voor het eerst het oude boerderijtje, Driehoek 24, ter sprake. Sinds jaar en dag woonden hier de twee gebroeders en zuster Hendriksen. Notaris Fischer, altijd goed geïnformeerd, meent dat het met deze familie een aflopende zaak wordt. Willem is overleden, broer Gerrit opgenomen in een zenuwinrichting, Woutje naar het Julianaziekenhuis gebracht, de koe verkocht en de hond verblijft bij M. v. Gestel. Aan de hand van deze trieste gegevens, zal de woning binnenkort wel verkocht worden en de notaris zou het pand graag in het bezit van "Oud Ede" willen zien. Het fraaie oud Saksische boerderijtje blijft dan behouden en zou de gelegenheid geven de bezittingen van de vereniging in een passende omgeving onder te brengen. Niet alle leden waren het met deze opvatting eens; volgens de heer Staf is het huis zeer bouwvallig wat hoge restauratiekosten betekent. Toch wordt besloten tot aankoop over te gaan: op de publieke veiling van 12 april 1937 krijgt "Oud Ede" voor vijfhonderd gulden plus zeven tientjes onkosten, perceel Driehoek 24 in eigendom. Deze transactie werd mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van de heren v.d. Craats, Fischer en Nestelroy, een oud Edenaar die in Amsterdam een papierhandel dreef, maar nog met alle activiteiten in zijn geboorteplaats volop meeleefde. Het boerderijtje werd grondig schoongemaakt, wat noodzakelijke reparatie's verricht en als museum ingericht. Op woensdag 1 juli 1938 vond de officiële opening plaats: de genodigden werden geheel in stijl, op de deel, onder de balken van de hooizolder, door voorzitter Fischer ontvangen. Burgemeester Creutz hield een openingsrede waarna de aanwezigen de nieuwe aanwinst konden bezichtigen. Het museum werd voorlopig op dinsdag, donderdag en zaterdagmiddag, tegen betaling van tien cent per persoon, voor het publiek opengesteld: voor bezoek aanmelden bij buurman v.d. Hoeve, Driehoek 26.
Tijdens de oorlogsjaren bleef "Oud Ede" zo goed mogelijk doordraaien: na de evacuatie van Arnhem, september 1944 werden echter zowel boerderijtje als bakhuis, kort daarvoor geschonken door boer Jochemsen uit de Maanderbuurt, als woonruimte gevorderd en pas in mei 1946 weer vrijgegeven. Woning en bakhuis bleken totaal uitgewoond, terwijl van geen enkele instantie een cent huur als vergoeding werd ontvangen. Maar "Oud Ede" zette door, al verdween geleidelijk de oude kern, waardoor de structuur van de vereniging grondig werd gewijzigd. Het motto werd nu: zoveel mogelijk leden en dat is nog altijd van kracht. Maar bij dit zestig jarig jubileum past het ons even terug te denken aan de mensen die eens het initiatief hebben genomen.
H.J. Nijenhuis - de Zandloper 1984 nr. 3