Jelle Vervloet, destijds als hoogleraar historische geografie verbonden aan Wageningen Universiteit, hield alweer een paar jaar geleden een lezing voor Oud-Ede: "Het landschap van Ede als spiegel van het verleden". De heer Vervloet betrok de hele westelijke stuwwal van de Veluwe van Wageningen to Lunteren, annex de Gelderse Vallei in zijn betoog.
Eén van de behandelde onderwerpen betrof de naamgeving van de buurschappen, zoals die langs de flank van deze stuwwal van de Veluwe, op de rand van de Gelderse Vallei ontstaan zijn. Van de meeste namen is de achtergrond bekend. Een paar namen, met name Doesburg en Manen, hebben echter een herkomst die in nevelen gehuld is. Dit artikel beperkt zich tot een poging een verklaring te geven voor de naam van het buurschap Manen.
Manen (of de oudere vorm: Maanen) wordt wel in verband gebracht met maaien, waarbij ook wel gewezen wordt op een mogelijke verwantschap met made en meen(te). Geboren en getogen in het buurschap Manen, en met belangstelling voor geschiedenis, rees al weer lang geleden bij mij de vraag of deze verklaring wel juist is. Immers, zowel made als meen(te) beperkt zich tot grasland, terwijl het buurschap ook bos, heide en veen omvatte.
Laten we eerst eens kijken of we over made wat meer kunnen zeggen, misschien dat we dan dichter bij manen komen. De plaatsnaam Made komt in Nederland voor. De verklaring voor deze plaatsnaam: ‘Made in Noord-Brabant is ontstaan als een verzameling boerderijen, een buurschap, op de stadsweide (Die Meede) van de stad Geertruidenberg’ (bron: Wikipedia). De situering nabij Geertruidenberg speelt hier geen rol. Wel de locatie: op de stadsweide.
Deze verklaring is niet bevredigend. Afgezien van de vraag of de Brabantse situatie één op één naar de Veluwse dekzanden kan worden overgezet (de ghemeijnt is immers niet identiek
aan het buurschap of, liever, markegenootschap). Maar we hebben het ook in Brabant over het boeren op zand, en zandgrond is te droog voor grasland. Door Meede te betitelen als stadsweide zet de auteur van het Wikipedia-artikel de lezer op een verkeerd been. Verderop in het artikel staat: ‘Het dorp ligt op de grens van de hoger gelegen Brabantse zandgronden en de klei van de grote rivieren, de zogeheten Naad van Brabant.’ En dan is de naam wel te verklaren, want de nederzetting, op het hogere zand gelegen, lag op de grens van de akkers op de zandgrond en het weidegebied op de kleigronden.
En dan zien we de analogie met de naam Maanen/Manen: een buurschap, een nederzetting, op het hogere (dek-)zand gelegen, op de grens van het weidegebied, zij het dat het weidegebied niet op kleigronden lag, maar op veen.
Het etymologisch woordenboek van De Vries (Leiden, 1971) verklaart made als ‘hooiland’. De Vries geeft als wortel voor made het Indo-Germaaanse m?, maar ook met. En hij verwijst hierbij naar zijn vakbroeder Müller, die reeks met – mead – meadow geeft. En laatstgenoemd woord is de Engelse term voor weiland èn hooiland. Maar deze verklaring is voor Maanen niet toereikend, want het buurschap bestond uit een kampenlandschap met later ontgonnen engen, waarop akkerbouw uitgeoefend werd. En ‘woeste gronden’: veen en heide.
De kern van het buurschap Maanen, de brink, lag, in tegenstelling tot het gemeenschappelijke weide- en hooiland (annex turfveld), op een hoger gelegen dekzandrug en op de eveneens hoger gelegen rand van de stuwwal. Net als in het geval Made lag ook de bebouwing, de boerderijen, in het buurschap Manen op (dek-)zand, op de grens met lager gelegen gronden.
Het lijkt niet gewaagd om te veronderstellen dat de naam, het toponiem, van het buurschap niet terug te voeren valt op ‘made’, of een van de wortels daarvan.
De tweede, daarmee samenhangende, wel gehoorde suggestie voor de oorsprong van de naam Manen is meen of meente. Dit woord komt zeer veel voor, in tal van varianten. Het eerder genoemde etymologisch woordenboek geeft hiervoor: in het Oosten van ons land, naam voor ‘gemene weide, gemene heidegrond’. Naar analogie van de verklaring bij ‘made’ is het ook hier niet te gewaagd om te stellen dat de kern van het buurschap niet in de ‘gemene weide’ of ‘gemene heidegrond’, maar op in cultuur gebrachte (zand)grond lag.
Omdat dus de meer gangbare verklaringen, die teruggrijpen op grasland, al of niet in combinatie met maaien, niet voldoen, heb ik verder gezocht. Ik vermoedde dat de uitgang ‘en’ wel eens een verbastering zou kunnen zijn van de uitgang ‘hem’. En omdat vroeger de naam van de buurt geschreven werd met de klinkerverdubbeling van de letter ‘a’, als ‘Maenen’, krijgen we dan als snel een vorm als ‘Maenhem’. Leuk bedacht, zult u zeggen. Maar op een kaart in het Gelders Archief uit 1551 vinden we deze schrijfwijze terug. Dit is een detail uit die kaart:
Gelders Archief: de Gelderse Vallei van de Grebbe tot Amersfoort, ca 1550 (detail) Inv.nr 6131-0024
En ook in "Bijdragen en mededelingen Gelre"kot de schijfwijzen "Manhem" voor, o.a. in 1909: Gelderse plaatsnamen.
Hetzelfde onvolprezen Gelders Archief, immer zeer actief, heeft heel veel oude documenten in transcriptie op het internet toegankelijk gemaakt. Het kost behoorlijk wat tijd, maar het is ook zeer de moeite waard om daar zo af en toe eens in te grasduinen. En wat kwam ik tegen:
‘Informatie over onderstaand regest: Toegangsnummer: 0370 Archieftitel: Heren en graven van Culemborg (1198-1817)’:
‘1441 Vincentius, graaf van Morse en Sarwerden, erkent den losbrief van het goed te Maenhem, dat hij verkocht heeft aan Ruleff Mommen en diens vrouw Alheit van Baer, overgegeven te hebben aan heer Johan van Gymenich, ridder, heer to Visschell. Datering: 1455 Mei 18 [des Sondags Exaudi].’
Dus al in 1441 bestond er een goed te Maenhem. Het lijkt niet te gewaagd om te veronderstellen dat met Maenhem de buurschap Maanen bedoeld is. De graaf van Meurs was verwant aan de heren van Culemborg. En de heren van Culemborg hadden in Maanen, voorheen Maenhem, veel bezittingen. Dit Maenhem zal ons Manen zijn!
In mijn archief bevindt zich een afbeelding van een Huis te Manen. Zie de afbeelding hierboven.
De tekening vermeldt het jaar 1622. Helaas is de bron niet meer te achterhalen. Maar, gelet op de bouwstijl, en op het vaantje op de linker topgevel, dit is geen boerenbedoening, maar een huis van een belangrijk persoon. Wellicht de woning van de rentmeester van Culemborg.
Professor Vervloet vertelde in zijn lezing ook over de uitgangen van bepaalde namen. Zo noemde hij onder andere ‘hem’ voor ‘huis’.
Bekend is dat ‘hem’ een Frankische uitgang is. En in het oude stamhertogdom Franken ligt Mannheim. Dat komt wel erg dicht in de buurt van Maenhem. Zou het mogelijk zijn om via Mannheim een verklaring voor de naam Manen te vinden? Het lijkt er wel op. Want op de website van de stad Mannheim (http://www.mannheim.de) lezen we in de ‘Kroniek van de stad Mannheim’: ‘De plaatsnaam is, zoals bij veel Frankische vestigingen, op een persoon terug te voeren. Bij Mannheim staat dan “Heim des Manno” – huis van Manno. Waarbij “Manno” vermoedelijk een verkorte schrijfwijze is van Hartmann of Hermann.’
Mannheim is overigens gesticht op de plek van een domein van het klooster Lorsch. Dit goed was een bestuurlijk centrum. We zien hier een analogie met de Wageningse buurt Dolre, waar ooit de proost van het Kapittel van St. Jan uit Utrecht op de Hof van Dolre de boeken bijhield voor de bezittingen van de kanunniken in deze streek, waaronder boerderij de Proosdij in Veldhuizen. Professor Vervloet gaf ook een voorbeeld dichterbij, waar (de kerk van) Bennekom gebouwd is op de plaats van een ouder ‘domein’, vanouds ook een term voor een ‘heerlijk goed’, een ‘hofgoed’.
Als de redenering klopt, zou Manen dus, naar analogie van Mannheim, te lezen zijn als ‘huis van Manno’. Waarbij opgemerkt kan worden dat zowel Hartmann als Hermann terug te voeren zijn op krachtige heren, die het geweld niet schuwden. Zij hadden de macht, en daardoor de middelen, om grond in bezit te nemen, te usurperen, en daarop een – versterkt - huis te bouwen. Dat vervolgens naar hen genoemd werd, en waaromheen de minder sterken zich vestigden, en bescherming zochten. Een situatie die feodaliteit en ridderschap tot gevolg had. Maar dat voert nu te ver.
Omdat één verklaring nog niet afdoende was, is er nog verder gezocht, en naar analogie van de reeks Manen-Maenen-Maenhem-Mannheim voerde de weg naar het Belgische plaatsje Menen, aan de rivier de Leie, in het ‘Pajottenland’ van Felix Timmermans. Ook daar hebben ze een website http://www.menen.be. En ook de archivaris daar heeft z’n werk goed gedaan. Er staat: ‘In de loop van de geschiedenis ontstonden daaromtrent een handvol etymologische verklaringen. Niemand weet echter met zekerheid de etymologische afkomst van Menen. Een chronologisch overzicht:
- volgens Sanderus (1732): Mennen: leiden, voeren over de Leie;
- volgens Lansens (1841): Meëente: gemeenzame plaats, weilanden die in ’t gemeen worden gebruikt;
- volgens Meynne (1860): Menhem: gebouw of stalling waar de paarden pleisterden (i.e. rusten en eten) vooraleer de reis langs de Leie voort te zetten
- volgens Kan. Desmet (1864): Menheim: onder Frankische invloed, een Germaanse nederzetting langs de Leie (cfr. Manheim in Duitsland);
- volgens Gysseling: Menin (Frans voor Menen) is een prehistorische nederzettingsnaam afgeleid van Maininion;
- volgens De Vries: Manin van Maininium dat gemeenschappelijk bezit beteken.’
Sanderus en Meynne leggen een verband met het mennen van paarden. ’t Zou kunnen, maar ’t lijkt wat ver gezocht. Lansens geeft de ook voor Manen wel gehanteerde verklaring voor weiland.
Dan wordt het interessant, want Desmet komt volgens kennelijk dezelfde redenering als boven gevolgd ook uit bij Mannheim. Merk ook op dat hij daarbij aantekent dat er sprake is van een Germaanse (Hermann!) nederzetting onder Frankische invloed (‘hem’).
Maar kan het nog beter? Gysseling immers stelt dat we dan terug gaan naar Maininion. Terwijl De Vries het zou hebben over ‘Manin’ van ‘Maininium’. Maar in mijn editie van De Vries is ‘Manin’ noch ‘Maininium’ terug te vinden.
Echter, De Vries citeert (bij menen) wel Maurer, die via een aantrekkelijke redenering uitkomt op de verklaring dat ‘menen’ is terug te voeren op het Latijnse moenia (omheining), wat later de betekenis ‘gemeenschapskring’ zou krijgen, en nog weer later ook verklaard werd als ‘handeling verricht binnen deze kring’. En dan komen we vanzelf weer bij ‘gemeente’ uit, de gemeenschappelijkheid. Een markegenootschap.
Het lijkt dus ook aannemelijk dat de naam Manen, net als bijvoorbeeld Berichhem en Kernhem en dergelijke is terug te voeren op een huis, genoemd naar een bezitter. Voor Manen zou dat, net als bij Mannheim, en ook bij Menen, een vechtersbaas geweest kunnen zijn, een Hartmann of Hermann (Hermann = Arminius).
We zien in Hermann het Duitse woord voor ‘leger’ terug, Heer. En in Arminius het Engelse Armor = Bewapening. Hermann (of German) betekent dan ook ’hij die het wapen draagt, wapendrager)’. Raadt nu zelf de verklaring van het woord Germanen! Inderdaad, wapendragers, vechtersbazen. Ze waren niet voor niets zeer welkom als soldaat (en lijfwacht) bij de Romeinen. De naam Hartman komt, vooral in Oost-Nederland, veel voor. Al kennen we hem tegenwoordig vooral van de tuinmeubelen.
Overigens, àls Manen op zo’n ‘hem’, zo’n hof- of herengoed terug te voeren is, dan is er waarschijnlijk ook zo’n huis geweest. Een zaalgoed. Dat zou het huis op de afbeelding uit 1622 kunnen zijn.
Op een oude, helaas ongedateerde, kaart (Gemeentearchief Ede, kaartencollectie 105) is ook sprake van een huis te Manen. Hiernaast een detail uit die kaart.
Tussen “De Hanepol” aan de Veldhuizer Kade en het “Huis te Manen” zien we de slingerende “Geldersche Waterlossing”, beter bekend als “De Wetering”.
De Hanepol lag in het buurschap Veldhuizen, de weg ten zuiden daarvan was de Schuttersteeg. Dat was de grens met het buurschap Maanen. Ten zuiden van de Schuttersteeg, min of meer parallel daaraan, liep de Maanderbuurtweg.
Het lijkt er op dat het “Huis te Manen” gesitueerd was aan deze Maanderbuurtweg. Als woonplaats van de beheerder van de Culemborsche goederen in Manen?
Jan Kijlstra 27-12-2016