Dit verhaal is op 27 februari 2002 in Ede Stad gepubliceerd, en ook terug te vinden in de documentatieverzameling van Jaap Nijdam. De auteur was Ossenkoppele, de bosbaas ("boswachter") van de heer van Kernhem, graaf Aldenburg Bentinck, die eigenaar was van o.a. het Edese Bos en de Sysselt.
Ossenkoppele had van het verzamelen van toponiemen ("Veldnamen") een hobby gemaakt, en had er zo'n 2700 bijeen gebracht.Deze collectie is gebruikt om een "Veldnamenatlas" te maken.
Ossekoppele was niet wetenschappelijk geschoold, en mede daardoor is zijn veldnamencollectie, hoewel als bron zeer belangrijk, vanuit historisch-geografisch standpunt bezien van onvoldoende kwaliteit. Zo ontbreekt een bronvermelding.
Onderstaande beschrijving van het Edese Bos met de daarin door Ossenkoppele aangegeven toponiemen is daar een goed voorbeeld van. De grote lijn is correct, maar als hij verklaringen voor toponiemen geeft is duidelijk herkenbaar dat er sprake is van "hineininterpretieren", er wordt een verklaring bedacht die niet gebaseerd is op feiten.
Toch vormt de tekst met de bijbehorende afbeelding een waardevol document omdat er, los van de vraagtekens die gezet moeten worden, ook veel waardevolle informatie in te vinden is. Waarbij deze bron, mogelijk meer nog dan andere bronnen, zorgvuldig en met voorzichtigheid gehanteerd dient te worden. Dan echter is, niet alleen voor lokale onderzoekers, ook dit stukje van Ossenkoppele de moeite waard om op te nemen onder het tabblad "Toponiemen" op de website van de Stichtig Erfgoed Ede.
Het verhaal van Ossenkoppele:
Het Edesche Bosch behoort ongetwijfeld tot de oudste bossen van ons land, want in 1426 wordt het al vermeld in een leenbrief van het huis Kernhem. Het bosch was vroeger eigendom van 13 eigenaren (de bosmalen, boeren uit de buurschappen Doesburg en Ede-Veldhuizen), de namen zijn echter niet bekend. Aan het hoofd stond de boer van de Slijpkruik. Veel invloed had de graaf van Wassenaar, omdat hij ook eigenaar was van de Slijpkruik.
Het bosch was het gedeelte rechts van de Oude Wekeromseweg, dit zijn de nummers van 7 t/m 22. De nummer 1 t/m 6 lagen braak en werden later bebost met eikenhakhout, wanneer is niet bekend. Dit gedeelte was genaamd 'Het Loke Bosch' of 'Het Loo', terwijl het eigenlijke bosch was genaamd 'Het Hooge Bosch'. Het bosch bestond voornamelijk uit eiken en berken, wat hoofdzakelijk diende als brandhout of zwaar eikenhout en eikenhakhout. Alle andere soorten lof- en naaldhout die er nu zijn zijn exoten; die kwamen hier van nature niet voor.
Omschrijving
Het Edesche Bosch bestaat uit 22 vakken die onderling nog weer namen hebben, dit tot verduidelijking waar de arbeiders moesten werken. Er hebben veel meer oude namen bestaan, maar die zijn niet te traceren.
Vak 1 is Stompekamp, was vroeger heide en is later bebost. Een gedeelte is thans bezet door de PGEM en het kerkhof.
Vak 2 heet Doesburgerbos, dat is aangekocht in 1902 toen de Doesburgerbuurt dit verkocht. Nr. A geeft aan het Roosendaalse bos, het zaad werd gekocht afkomstig uit die plaats Roosendaal. Nr. B is Nazareth een kleine zandverstuiving, want - bijbels gezien - kon uit deze plaats niets goeds voorkomen. Nr. C Franse Dennenbos, slecht groeiend omdat het van zuidelijke afkomst was. Nr. D heet Preekstoel, toen in 1914 de oorlog uitbrak kon er niet gekerkt worden in de Oude Kerk en had H. Staf (destijds de boswachter) deze plaats beschikbaar gesteld.
Vak 3 heet Hullenberg. Nr. A Het Lunterse bos, het lijntje rechts van A heette vroeger Oude Lunterseweg.
Vak 4 heet Doolhof. Nr. A, hier ligt de bekende bloedkei, en is vroeger de Doolhof aangelegd maar daarvoor heette het Gravenbergje. Nr. B Lodel wat betekend laagte. Nr C. de Driehoek, spreekt voor zichzelf.
Vak 5 heet Varkenshouw, geen oudheidkundige naam, maar wel zijn daar in 1952 nog enkele varkens doodgeschoten.
Vak 6 heet Lagehouw, geen namen.
Vak 7 heet Iperse Hoeven, wat die naam betekent weet niemand. Nr. A Kouseband, heeft de vorm van een kous. Nr. B Kostershouw, die man was zeker koster, vandaar. Nr. C Noordhouw, noordelijker kon het niet.
Vak 8 heet Oude Hoeven, misschien het oudste deel van de boeren. Nr. A heet De Boom, een oude eikenboom die er nu nog steeds staat.
Vak 9 heet Bruno's bos. totaal onbekend waar die naam vandaan komt. Nr. A heet Moshoogte, veel mos aanwezig. Nr. B heet Graven Allee. Hier reed de graaf van Wassenaar door met zijn paard als hij het bos inging. Nr. C heet Blekhouw, naam onbekend. Nr. D heet Kaarsenlichter, hier stond vroeger een lantaarn. Tussen C en D ziet u een stippellijntje, dit was vroeger een geliefd pad om te wandelen. Elk voorjaar werden door arbeiders de paden afgeharkt met een hooihark en plaatselijk werd met de schop gaten gedicht. Na 1970 is dit nooit meer gedaan, toen was het eigendom van de gemeente.
Vak 10 heet Harrelpad. Nr. A Boswal, hier liep de wildwal langs. Hier tegenaan lag de Gosanhouw, naam onbekend, Nr. B Horsting's bosje genaamd naar de wethouder van de gemeente Ede die tevens landmeter was en het Edesche Bosch in kaart heeft gebracht.
Vak 11 heet Hakenhouw. Nr. A De Trappen, naam onbekend.
Vak 12 heet Kattenbos, de naam zegt het al. Nr. A heet het Kermesje, naam onbekend. Nr. B Jonge Houw is een van de laatste aanplantingen. Nr. C. Stafhouw, oude boswachter. Nr. D. van Raaij's Houw, eveneens oude boswachter. Nr. E. Eikenkattenbos., groot zwaar eikenbos.
Vak 13 heet Slangenheggen, er zaten slangen in hakhout.
Vak 14 heet Brandhouw. Heeft niets te maken met brand. Vroeger gingen dorpelingen met koeien, schapen en varkens naar het kattenbos, daar mochten ze de dieren weiden op de eikels. Om niet in de war te raken werd er een vuurtje gestookt en met een brandijzer werden de dieren gemerkt dan kende iedere eigenaar zijn beesten. Want die liepen natuurlijk door elkaar. Koeweg herinnert nog aan die naam. Nr. A. heet de Grote Brandhouw. Nr. B heet de Kleine Brandhouw. Nr. C Nieuwe Brandhouw: Nr. D Smalle Brandhouw.
Vak 15 heet Wolvenval, de naam zegt het al. Nr. A. Hertengat, waar herten kwamen. Nr. B. het Hoge Kattenbos, evenals Kattenbos 12 E een zwaar eikenbos.
Vak 16 heet Vergaderberg. Hier kwamen de boeren vaak bij elkaar om te overleggen. Nr. A. Dichtegat, de naam is niet bekend. Nr. B. Kleine Vergaderberg
Vak 17 heet Slophozenkamp, dit is een persoonsnaam. Nr. A. Ronde Wal, dit is vroeger een kwekerij geweest van eikenstek, een wal er omheen diende om het wild op een afstand te houden. Nr. B. Rentmeestershouw, dit zegt genoeg. Nr. C Kerkenhouw. Nr. D. Armenhouw, dit waren twee kleine percelen eikenhakhout. Bij 17 ziet u één dik weggetje lopen en er om heen 2 stippellijntjes deze waren ook genaamd resp. Onderste pad, Middelste pad en Bovenste pad. Deze paden werden ook onderhouden zoals in het Bruno's bosch werd omschreven.
Vak 18 heet Mosselse bosch. Nr. A. Klein Netje, naam onbekend. Nr. B Ophangingsbosje, hier had zich iemand opgehangen. Nr. C Achterste Beukenbosch, een zwaar bosch. Nr. D. De Geer, je ziet het.
Vak 19 heet Kreelsche Bosch. Nr.A. Noorderhouw. Nr. B. Achterste Beukenbosch, stond tegenover Mosselse bos C. Nr. C. Boswachtershouw.
Vak 20 heet Reintjesoord. Hier huisden de vossen. Nr. A. het Kattenweggetje, zal het slecht hebben bij de vossen.
Vak 21 heet Schoutenbos, genaamd naar ds, Schouten, de vroegere overheidsdienaar. Nr. A. Eikelakkers, het uiterste punt van een groter terrein dat aan de overkant van de Rijksweg ligt. Nr. B. Hondennest, hier heeft vroeger een hond jongen gekregen. Nr. C. Brinkererf, hier heeft geen boerderij gestaan, maar dit terrein is toch naar die naam genoemd.
Vak 22 heet Arnhemsche Bosch. Dit is het overblijfsel van een zeer groot bos, dat zich uitstrekte tot aan de Arnhemseweg. De Wildwal liep er midden doorheen.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Jan Kijlstra; 26/12/2018